Taalverzorging 3.2 Leestekens

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Herhalen : Taalverzorging 3.1 Hoofdlettergebruik (5 zinnen)

Nieuwe theorie: Taalverzorging 3.2 Leestekens (PowerPoint









Slide 2 - Tekstslide

Herhalen - de beste manier van leren

Slide 3 - Tekstslide

Welke woorden uit de zin moeten met een hoofdletter?

heel erg bedankt! afzender: astrid verschoor.

Slide 4 - Open vraag

Welke woorden uit de zin moeten met een hoofdletter?

s 'avonds voetballen we niet als het regent.

Slide 5 - Open vraag

Welke woorden uit de zin moeten met een hoofdletter?

de lessen van meneer van wijk zijn heel interessant.

Slide 6 - Open vraag

Welke woorden uit de zin moeten met een hoofdletter?

M
met pasen zijn we altijd vrij.

Slide 7 - Open vraag

Welke woorden uit de zin moeten met een hoofdletter?

veel eritrese jongens kiezen voor het vak autotechniek.

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

De volgende dia geeft de antwoorden.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Even oefenen

Slide 18 - Tekstslide

In welke zin zijn de leestekens goed gebruikt?
A
Robin zei: 'Wie gaat er mee naar de Mac?'
B
Robin zei Wie gaat er mee naar de Mac?
C
Robin zei: Wie gaat er mee naar de Mac?
D
Robin zei 'Wie gaat er mee naar de Mac?'

Slide 19 - Quizvraag

In welke zin zijn de leestekens goed gebruikt?
A
Als jullie klaar zijn mogen jullie gaan ?
B
Als jullie klaar zijn, mogen jullie gaan !

Slide 20 - Quizvraag

Zijn de hoofdletters en leestekens juist gebruikt?

'Het is mooi weer voor een wandeling' : zei de buurman.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Leestekens.
Welke zin heeft alle leestekens goed?
A
Ga jij smorgens nog naar de supermarkt?
B
Ga jij 's morgens nog naar de supermarkt.
C
Ga jij 's morgens nog naar de supermarkt?
D
Ga jij s' morgens nog naar de supermarkt?

Slide 22 - Quizvraag





Wie kan hem aan een kamer helpen?
Staan alle hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens op de juiste plaats?  Ontbreken er dingen?
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Staan alle hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens op de juiste plaats? Ontbreken er dingen?

Hij is namelijk toegelaten tot de hogeschool van Amsterdam.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Een zin in directe rede staat tussen... en begint met een...
A
haakjes, kleine letter
B
aanhalingstekens, kleine letter
C
haakjes, hoofdletter
D
aanhalingstekens, hoofdletter

Slide 25 - Quizvraag

'Yes, het is bijna weekend!' schreeuwde Pim.
A
dit citaat is goed
B
fout, je mist de dubbele punt
C
fout, je mist de aanhalingstekens
D
fout, je mist de hoofdletters

Slide 26 - Quizvraag

Taalverzorging 3.2 Leestekens
Aan de slag!

Slide 27 - Tekstslide