Hoofdstuk 5: Gezonde voeding

Wat hebben we gedaan in hoofdstuk 5:
  • Paragraaf 5.1. Gezond eten
  • Paragraaf 5.2. Proeven
  • Paragraaf 5.3. Bouwen
  • Paragraaf 5.4. Genoeg, te veel, te weinig
  • Paragraaf 5.5. Bewaren
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat hebben we gedaan in hoofdstuk 5:
  • Paragraaf 5.1. Gezond eten
  • Paragraaf 5.2. Proeven
  • Paragraaf 5.3. Bouwen
  • Paragraaf 5.4. Genoeg, te veel, te weinig
  • Paragraaf 5.5. Bewaren

Slide 1 - Tekstslide

Waar denk je aan bij
het woord ´gezond´?

Slide 2 - Woordweb

Wanneer eet je gezond?
A
als je genoeg eet
B
als je veel groente en fruit eet
C
als je gevarieerd eet
D
als je geen vet eet

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Schijf van vijf

Slide 5 - Tekstslide

De schijf
van vijf, noem eens 4 voedingsmiddelen die jij elke dag eet

Slide 6 - Woordweb

Hoe zorg je voor een gezond dieet volgens de schijf van vijf?
A
Eet elke dag uit elk vak iets
B
Eet elke dag uit alle vakken iets
C
Eet vooral groente en fruit
D
Eet weinig ongezonde dingen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de functie van de schijf van vijf?
A
Het helpt je niet dik te worden
B
Het geeft aan hoe je gezond blijft
C
Het is een hulpmiddel om gevarieerd te eten
D
Het maakt wekelijkse menu's om gezond te eten

Slide 8 - Quizvraag

welke voedingsmiddelen horen niet bij de schijf van vijf?
A
gefrituurde kipstukjes
B
appelmoes
C
appels
D
gebakken kip stukjes

Slide 9 - Quizvraag

Hoe proef je je eten?

Slide 10 - Open vraag

Proeven van eten
Bij het proeven van eten werken je reukzintuigen en smaakzintuigen samen.
Je proeft dus ook door geuren die in je neus komen.
Het is voor het proeven ook belangrijk hoe eten eruitziet.

Slide 11 - Tekstslide

Waarvoor heb je bouwstoffen nodig?
A
Voor groei, herstel en onderhoud en maken van nieuwe cellen
B
Om groot te worden.
C
Dat is een stof waarmee je kunt bouwen

Slide 12 - Quizvraag

Waarvoor heb je bouwstoffen nodig?
Je hebt bouwstoffen nodig voor groei, herstel en onderhoud van je lichaam. Deze bouwstoffen heb je nodig voor het maken van nieuwe cellen.

    Je lichaam moet cellen vervangen
    Je lichaam moet cellen repareren
    Water moet aangevuld worden
  

Bouwstoffen zijn: 
  1. Eiwitten  (vlees, vis, ei, zuivel)
  2. Mineralen, zoals ijzer en calcium  (kaas, yoghurt, melk)
  3. Water

Slide 13 - Tekstslide

Wanneer je met de bus gaat heeft je lichaam meer energie nodig dan wanneer je met de fiets gaat.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Hoe kom je aan energie?
Je lichaam haalt energie uit energierijke stoffen die in voedingsmiddelen zitten.

Hoeveel energie je nodig hebt hangt af van:
* beweging
*leeftijd
*geslacht

Energie geef je aan in:
kilojoule(kJ)
kilocalorie(kcal)
 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Wanneer je vaak te veel eet en te weinig beweegt kan dat leiden tot....
A
Ondergewicht
B
Overgewicht

Slide 17 - Quizvraag

Wat kun je krijgen van overgewicht?

Slide 18 - Woordweb

Overgewicht 
Lichaam slaat vet op, gevolgen zijn:

Hoge bloeddruk
Hart en vaat ziekten
Suikerziekte

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Welk voedingsmiddel zal je adviseren aan een mager en zeer actief persoon?
A
Emmentaler
B
Groentespread
C
Pindakaas
D
Geitenkaas

Slide 22 - Quizvraag

Ondergewicht
Als je ondergewicht heb moet je aankomen. Je komt aan door meer te eten dan je verbruikt.
Door langdurig ondergewicht: 
- kunnen sommige organen zoals je hart en nieren beschadigd 
- kan je haaruitval krijgen
- meer kans op botbreuken

Slide 23 - Tekstslide

Bij welke eetstoornis heb je last van vreetbuien?
A
Anorexia
B
Boulimia

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen anorexia en boulimia

Slide 25 - Woordweb

Anorexia en Boulimia
Anorexia: ben je meestal erg dun maar vind je jezelf toch te dik. Je eet zo weinig mogelijk om niet aan te komen.
Boulimia: dan heb je last van vreetbuien. Je eet dan in een korte tijd heel veel zonder dat je trek hebt. Daarna heb je spijt en wil je dit kwijt. Dan gaan ze soms overgeven of gebruiken ze laxeermiddelen.

Slide 26 - Tekstslide

Waardoor bederft eten? Wat staat hierover in je boek?
A
Door schimmels en bacteriën op je voedsel
B
Doordat je het lang in de koelkast laat liggen
C
Doordat er veel lucht en vocht bij komt.
D
Je het eten te lang bakt.

Slide 27 - Quizvraag

Waardoor bederft eten?
  • Als je boterhammen een paar dagen in je tas laat zitten, bederven ze. 
  • Voedselbederf ontstaat door schimmels en bacteriën op en in het voedsel.
  • Schimmels zie je vaak als groene,grijze of
    oranje pluizige vlekken op brood, fruit of jam.
  • Bacteriën zijn zo klein dat je ze niet met het
    blote oog kunt zien, je ruikt alleen dat het
     voedsel bedorven is. 

Slide 28 - Tekstslide

Hoe voorkom je voedselbederf?

Slide 29 - Open vraag

Hoe voorkom je voedselbederf?
  • De methoden om je voedstel langer houdbaar te houden (te conserveren) zijn als volgt:
    1. Steriliseren: Lange tijd verhitten op 100  °C.
    2. Pasteuriseren: Korte tijd verhitten op 72  °C
    3. Conserveermiddelen: Zout, zuiker, azijn of andere conserveermiddelen toevoegen. 
    4. Vacuüm verpakken: Luchtdicht, zonder zuurstof
     verpakken.
    5. Invriezen: Bewaren onder een temperatuur van -12  °C
    6. Drogen: Zo veel mogelijk water onttrekken.

Slide 30 - Tekstslide

Hoe weet je of je iets nog kunt eten?
  • Op het etiket van een voedingsmiddel kunnen twee soorten houdbaarheidsdatums staan.
  • Ten minste houdbaar tot (THT).
    Deze datum staat op producten die niet zo snel bederven. 
  • Te gebruiken tot. 
    Deze datum staat op producten die snel bederven. Als de datum verstreken is bederft het product. 

Slide 31 - Tekstslide

Wat kun je thuis doen?

  • Zorg ervoor dat de hygiëne in huis goed is.
  • 1. Laat rauw vlees niet in aanraking komen met andere
    voedingsmiddelen
    1. Doe het keukendoekje iedere dag in de was
    2. Verhit vlees, vis en eieren goed. door verhitting
    boven de 70 °C gaan de meeste bacteriën dood.

Slide 32 - Tekstslide

Wat heb je geleerd deze les??

Slide 33 - Woordweb

SO en toets 18 t/m 29 mei
SO: maak een samenvatting van hoofdstuk 5 in een Google document en deel dit met mij. (Let op: niet alleen om te onthouden overschrijven, haal ook belangrijke punten uit de tekst)
Toets: Je gaat koken voor je familie (warm eten). Ze mogen je helpen, maar jij moet het doen. 
Maak daarvan meerdere foto´s van en film een stukje. Je mag zelf kiezen wat je gaat koken, je mag gerust iets maken wat je ouders al hebben gekocht. Natuurlijk wel gezond! 
Inleverdatum is vrijdag 29 mei

Slide 34 - Tekstslide

In deze online les blijven
Yousef, Cemal, Kymani, Suentely, Lucilla

Slide 35 - Tekstslide

Wat is de functie van suikers?
A
Bouwstof
B
Reservestof
C
Brandstof
D
Alle drie de opties

Slide 36 - Quizvraag

Wanneer wordt je dik van suiker?
A
Als je deze als reservestof gebruikt ipv brandstof
B
Als je deze als brandstof gebruikt
C
Als je deze als bouwstof gebruikt
D
Als je suiker eet

Slide 37 - Quizvraag

Waarom is een zoutarm dieet beter dan een zoutloos dieet?
A
Minder zout is gezond maar zout is wel belangrijk
B
Zoutarm is helemaal niet beter
C
Een zoutloos dieet bestaat niet
D
Zoutarm betekent minder zout

Slide 38 - Quizvraag

Slide 39 - Link

Zitten er vitaminen in deze yoghurt?
A
Ja
B
Nee

Slide 40 - Quizvraag

Wat zou je kunnen eten om meer vitaminen binnen te krijgen?

Slide 41 - Open vraag

Welk voedingsmiddel zal je voor een persoon met 'obstipatie' adviseren?
A
Pindakaas met stukjes noot
B
Gruyere
C
Groentespread
D
Sesampasta

Slide 42 - Quizvraag