3HV_8.2_deel1_alkanen_isomerie

8.1 en 8.2 deel 1 Leerdoelen 
  • Je weet wat een koolwaterstof is en wat  covalentie betekent
  • Je kunt het verschil tussen verzadigd / onverzadigd en vertakt / onvertakt uitleggen
  • Je kunt de algemene formule voor een alkaan toepassen
  • Je kent de namen van de eerste 6 alkanen
  • Je kunt uitleggen wat een isomeer is
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

8.1 en 8.2 deel 1 Leerdoelen 
  • Je weet wat een koolwaterstof is en wat  covalentie betekent
  • Je kunt het verschil tussen verzadigd / onverzadigd en vertakt / onvertakt uitleggen
  • Je kunt de algemene formule voor een alkaan toepassen
  • Je kent de namen van de eerste 6 alkanen
  • Je kunt uitleggen wat een isomeer is

Slide 1 - Tekstslide

aardolie = fossiele brandstof
  • bestaat voor grootste deel uit koolwaterstof verbindingen
  • dus moleculen die in ieder geval C en H atomen bevatten
  • bij volledige verbranding hiervan ontstaan dus altijd  CO2(g) en H2O(l)  
  •  wij gebruiken ze als brandstof en grondstof voor bv plastics

Slide 2 - Tekstslide

Welke atoomsoorten komen altijd voor in moleculen van koolwaterstoffen?
A
C en H
B
C en H2O
C
C en H2
D
C, H, O en N

Slide 3 - Quizvraag

Koolstofverbindingen behoren dus tot de groep van ...
A
metalen
B
zouten
C
edelgassen
D
moleculaire stoffen

Slide 4 - Quizvraag

Covalentie
Met de covalentie bedoelen we hoeveel bindingen een atoom MOET maken. Zie ook je PS

Slide 5 - Tekstslide

Wat zijn de covalenties van koolstof- en waterstof atomen?
A
de covalentie van C is 1 de covalentie van H is 1
B
de covalentie van C is 1 de covalentie van H is 4
C
de covalentie van C is 4 de covalentie van H is 1
D
de covalentie van C is 4 de covalentie van H is 4

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de covalentie van stikstof?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quizvraag

Verzadigd/onverzadigd

Verzadigd betekent het maximale aantal H-tjes =>dus geen dubbele binding

Onverzading betekent minder H-tjes => dus wel een dubbele binding

Slide 8 - Tekstslide

Is het volgende molecuul verzadigd of onverzadigd?
A
Verzadigd
B
Onverzadigd

Slide 9 - Quizvraag

Is het volgende molecuul verzadigd of onverzadigd?
A
Verzadigd
B
Onverzadigd

Slide 10 - Quizvraag

Vertakt/onvertakt

Vertakt betekent met zijgroepen

Onvertakt betekent een lange keten=> dus geen zijgroepen

Slide 11 - Tekstslide

Is het volgende molecuul vertakt of onvertakt?
A
Vertakt
B
Onvertakt

Slide 12 - Quizvraag

De moleculen vormen een regelmatige reeks.
 Dat noem je een homologe reeks.
Ze voldoen allemaal aan de formule CnH2n+2 en heten de alkanen

Slide 13 - Tekstslide

Ezelsbruggetje voor onthouden eerste 6 alkanen algemene formule: CnH2n+2
Mamma en pappa blowen perfecte hasj
Methaan:   n= 1 dus  C=1-> H=2x1+2=4   CH4
Ethaan:       n= 2 dus C=2-> H=2x2+2=6   C2H6
Propaan:    n=3 dus C=3-> H=2x3+2=8    C3H8
Butaan:      n= 4 dus C=4-> H=2x4+2=10  C4H10
Alle alkanen: ..........aan 

Slide 14 - Tekstslide

Leer de namen uit je hoofd
je kunt de volgende ezelsbrug gebruiken om ze te onthouden:
Mamma         methaan                               Heel                heptaan
En                     ethaan                                   Ongezond    octaan
Pappa            propaan                                 Niet                 nonaan
Blowen          butaan                                   Doen              decaan
Perfecte       pentaan
Hasj               hexaan

Slide 15 - Tekstslide

hoeveel H-atomen zitten aan een alkaan met 5 C's?
A
5
B
10
C
12
D
14

Slide 16 - Quizvraag

hoeveel H-atomen zitten aan een alkaan met 6 C's?
A
5
B
10
C
12
D
14

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de formule van butaan?
A
C4H8
B
C4H10
C
C5H10
D
C5H12

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de naam van de stof met de molecuulformule C5H12?
A
propaan
B
pentaan
C
butaan
D
ethaan

Slide 19 - Quizvraag

ISOMEREN zijn moleculen met dezelfde molecuulformule, maar een verschillende structuurformule.
Voorbeeld: bij C4H10 kan je een onvertakte en een vertakte koolstof keten maken. 


Slide 20 - Tekstslide