- Spullen gooien door het klaslokaal (pennen/potloden/gummen etc.)
- Van je stoel vallen (je gaat gewoon rustig zitten en niet achterover leunen)
- Brullen
- Schreeuwen
- Geluidjes maken, zingen
- Aan je klasgenoot zitten, duwen, trekken aan kleding etc.
= kruisje op het bord