H5 Bekend woorddeel

Nederlands 18-2
Wat gaan we doen deze les?
  1. Spullen op tafel en telefoons weg
  2. Lezen in leesboek
  3. Huiswerkcontrole
  4. Herhaling theorie: bekend woorddeel
  5. Opdrachten nakijken
  6. Afsluitende opdracht: zoeken in woordenboek

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 18-2
Wat gaan we doen deze les?
  1. Spullen op tafel en telefoons weg
  2. Lezen in leesboek
  3. Huiswerkcontrole
  4. Herhaling theorie: bekend woorddeel
  5. Opdrachten nakijken
  6. Afsluitende opdracht: zoeken in woordenboek

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerkcontrole
opdrachten 1 t/m 4 op blz. 136-138

Slide 2 - Tekstslide

DOEL
- Je kunt woordraadstrategieën gebruiken om de betekenis van een onbekend woord te vinden 

Woordraadstategieën:
- synoniem
- omschrijving
- voorbeeld
- tegenstelling
- bekend woorddeel

Slide 3 - Tekstslide

BEKEND WOORDDEEL

Soms kun je de betekenis van een onbekend woord begrijpen doordat je al een deel van het woord kent.


- samenstellingen

- woorden met voorvoegsel

- woorden met achtervoegsel


Slide 4 - Tekstslide

BEKEND WOORDDEEL - voorbeeld


- samenstellingen: vleesvervanger. Je kent de woorden vlees en vervanger. Je kunt raden wat vleesvervanger betekent.

- woorden met voorvoegsel: ongezond. On betekent niet, dus ongezond betekent niet gezond.

- woorden met achtervoegsel: gevoelloos. -loos is hetzelfde als zonder. Gevoelloos betekent zonder gevoel.


Slide 5 - Tekstslide

Opdrachten nakijken
opdrachten 1 t/m 4 op blz. 136-138

Slide 6 - Tekstslide

Afsluitende opdracht
Tijdens de SO mag je een woordenboek gebruiken. Je moet dan wel weten hoe je hierin een woord moet opzoeken.

Ook op je examen mag je een woordenboek gebruiken. 

Slide 7 - Tekstslide

Opzoeken in het woordenboek
Zoek in het woordenboek de betekenis van een woord bij:

  1. het hele werkwoord (bevestigt zoek je bij bevestigen; gereserveerd bij reserveren)
  2. het enkelvoud van het woord (adviezen bij advies)
  3. de korte vorm van het woord (actieve bij actief; experimentje bij experiment)
  4. een deel van de samenstelling (verkeersslachtoffer bij slachtoffer; integratieproces bij integratie en/of proces)





Slide 8 - Tekstslide

Werken met het woordenboek 2
In het woordenboek staat achter het trefwoord: 
–  hoe je het woord uitspreekt; –  welk lidwoord je moet gebruiken (het woordgeslacht); – hoe je het meervoud moet maken.

Slide 9 - Tekstslide

Woordenboek gebruiken

Kijk goed welke betekenis in de zin past.

Op de eerste dag van mijn stage moest ik me voorstellen aan de afdelingsleider.

Het woordenboek zegt:





In deze zin betekenis 2

zeggen hoe iemand heet

Slide 10 - Tekstslide

Woordenboek gebruiken

Kijk goed welke betekenis in de zin past.

Ik kan me niet voorstellen dat ik een voldoende voor mijn verslag krijg.

Het woordenboek zegt:





In deze zin betekenis 4

zich voor de geest halen (In gedachten voor zich zien)

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht
Zoek op in het woordenboek de volgende woorden:
  1. creëren 
  2. Labskous
  3. afasie 
  4. gehandhaafd 
  5. placenta 
  6. persweeën 
  7. flexwerkplek 

Slide 12 - Tekstslide