interactieve instructie Kern, les 3: betrouwbaarheid bronnen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Wat doen we vandaag?
Herhaling stof voorgaande weken
Toetsweek -> wat kun je verwachten?
Leerdoelen week 43 bespreken
interactieve instructie Kern, les 3: betrouwbaarheid bronnen
Slide 1 - Tekstslide
Leg in je eigen woorden uit waar grote techbedrijven (zoals TikTok) algoritmes voor gebruiken en wat het gevaar daarvan zou kunnen zijn.
Slide 2 - Open vraag
Leg uit op waarom bedrijven op internet vragen om jouw gegevens in ruil voor (bijvoorbeeld) korting.
Slide 3 - Open vraag
Leg in je eigen woorden uit wat een kernzin is.
Slide 4 - Open vraag
Lees het tekstje
Wat is de kernzin van
deze alinea?
Het antwoord vul je in
op de volgende pagina.
Slide 5 - Tekstslide
Wat is de kernzin van het tekstje op de vorige pagina?
Slide 6 - Open vraag
Wat betekent de uitspraak 'een koud kunstje'?
A
Iets dat moeilijk te doen is
B
Iemand vermoorden
C
Dingen die mensen in koude gebieden goed kunnen
D
Iets dat makkelijk te doen is
Slide 7 - Quizvraag
Maak een zin met de uitspraak 'een koud kunstje'. Uit de zin moet blijken dat jij weet wat het woord betekent.
Slide 8 - Open vraag
Toetsweektoets
Toetsweektoets leesvaardigheid en woordenschat, bestaande uit:
herhaling stof leerjaar 1 en 2
les 2, 3 en 4 uit Kern
woorden van les 2, 3 en 4 uit Kern
Telt 3x mee
Slide 9 - Tekstslide
Hoe bereid je je voor op de toets?
Neem de theorie van vorig jaar door en zorg dat je deze kent en toe kunt passen (zie bijlages in de studiewijzer onder het kopje 'prestaties')
Neem de theorie door uit Kern les 2, 3 en 4 en zorg dat je deze kent en toe kunt passen.
Maak alle opdrachten die in de studiewijzer staan en KIJK NA!
In de studiewijzer van week 45 staan oefenbladen, deze kun je beschouwen als oefentoetsen. Qua vraagstelling lijken ze dus op de toetsweektoets.
Leer de betekenis van de woordjes uit les 2, 3 en 4 én zorg dat je er zinnen mee kunt maken.
Slide 10 - Tekstslide
Leerdoelen week 43
Je weet aan welke voorwaarden een bron moet voldoen om betrouwbaar te zijn.
Je kunt de vindplaats van een bron achterhalen en betrouwbare bronnen herkennen.
Je kunt uitleggen waarom een bron wel of niet betrouwbaar is.
Je kent de betekenis van de woorden uit les 3.
Je kunt zinnen maken met de woorden uit les 3 waaruit blijkt dat jij de betekenis van de woorden kent.
.
Wat heb je hieraan in het leven?
Slide 11 - Tekstslide
Wat heb je hieraan in je leven?
Juiste Informatie: door betrouwbare bronnen te gebruiken, kun je er zeker van zijn dat de informatie die je krijgt correct en geloofwaardig is.
Kritisch Denken: Het vermogen om bronnen te beoordelen op betrouwbaarheid bevordert kritisch denken. Je leert om informatie niet zomaar te accepteren, maar om het kritisch te evalueren en vragen te stellen over de herkomst, geloofwaardigheid en relevantie van de informatie.
Vertrouwen in Je Beslissingen: Door betrouwbare bronnen te gebruiken, kun je vertrouwen hebben in de beslissingen die je neemt op basis van de verzamelde informatie.
Dit zijn vaardigheden waar je jouw hele leven profijt van hebt!
Slide 12 - Tekstslide
Interactieve instructie Kern, les 3
We lezen samen de tekst op bladzijde 14 van het boek.
Slide 13 - Tekstslide
Hoe kun je controleren of een bron betrouwbaar is? Gebruik de tekst op bladzijde 14.
Slide 14 - Open vraag
Mini-onderzoekje
Jullie gaan in tweetallen het volgende 'feit' factchecken: zonnebrand is kankerverwekkend.
Zoek drie bronnen op waaruit blijkt of dit waar of niet waar is.
Leg bij iedere bron uit waarom deze wel of niet betrouwbaar is. Denk hierbij aan de drie punten waar je op moet letten: vindplaats, auteur en actualiteit.
Tijd: tien minuten.
Tip: zaken zijn vaak niet zwart-wit, oftewel: wellicht is het een beetje waar en een beetje niet waar. Dat kan!
Slide 15 - Tekstslide
Aan de slag
aan de slag met het domeinwerk van deze week:
basisopdrachten (deze moet je maken en nakijken): 2, 3, 6 en 7
Extra opdrachten (deze maak je als je meer dan 30% fout had in de basisopdrachten) 1, 4 en 8
Verdiepingsopdrachten (deze maak je als je van de basisopdrachten 70% of meer goed had: 5