Grammatica leerjaar 1 MHV: Overzicht

Nederlands

Thema 4 - Grammatica

Woordsoorten - Overzicht


1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nederlands

Thema 4 - Grammatica

Woordsoorten - Overzicht


Slide 1 - Tekstslide


Lesdoel

Na deze les...
  • weten jullie welke woordsoorten jullie allemaal moeten herkennen in leerjaar 1
  • kunnen jullie mbv het overzicht woordsoorten zelfstandig de NN-opdrachten maken

Grammatica - woordsoorten - leerjaar 1

Slide 2 - Tekstslide


Deze les 

  • Opfrissen voornaamwoorden/instructie bijwoord
  • Aan de slag met woordsoorten
  • Afronden opdrachten Nieuw Nederlands

Grammatica - woordsoorten - leerjaar 1

Slide 3 - Tekstslide

Woordsoorten
  • Lidwoord
  • Zelfstandig nw.
  • Bijvoeglijk nw.
  • Werkwoorden 
  • Voorzetsel





Grammatica - woordsoorten - leerjaar 1

MHV
MHV
MHV
MHV
MHV



  • Bijwoord
  • Vragend vnw.
  • Aanwijzend vnw.
  • Onbepaald vnw.
  • Persoonlijk vnw.
  • Bezittelijk vnw.






HV
HV
HV
V
V
V

Slide 4 - Tekstslide


Voornaamwoorden



Grammatica - woordsoorten - leerjaar 1
Voornaamwoorden zijn woorden die verwijzen naar personen, dieren of dingen, zonder deze echt bij naam te noemen. Ze 'vervangen' eigenlijk zelfstandige naamwoorden.




Persoonlijk voornaamwoord
Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon of een groep personen, zonder ze bij naam te noemen.


Denk aan: ik, jij, hij, zij, wij, jullie, u, mij, jou, hem, haar, ons, hen, hun

Bezittelijk voornaamwoord
Het bezittelijk voornaamwoord staat bijna altijd voor een zelfstandig naamwoord. Het zelfstandig naamwoord is dan ‘bezit’ van iemand.

Mijn, jouw, zijn, haar, ons, onze, hun, je, uw
Vragend voornaamwoord
De vragende voornaamwoorden zijn: wie, wiens, wat, wat voor, welke.

Vragende voornaamwoorden verwijzen altijd naar dingen of mensen. Ze staan vaak vooraan in de zin, maar niet altijd.



Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord wijst bijna letterlijk iets aan.
Die, dit, dat, deze, zulk, zulke, diegene, datgene, degene, dergelijke, zo'n.
Onbepaald voornaamwoord
Een onbepaald voornaamwoord verwijst naar een persoon of zaak die niet bepaald is. Het is een algemene aanduiding van mensen, dieren of dingen.

Bijvoorbeeld: men, niemand, iemand, iets, niets, geen, alles, iedereen, wat (als het ‘iets’ betekent), je (als het ‘men’ betekent), het (als het tijd, weer, sfeer aangeeft)

Slide 5 - Tekstslide


Bijwoord



Grammatica - woordsoorten - leerjaar 1
Een bijwoord kan heel veel aangeven. Bijvoorbeeld: tijd, plaats, (on)zekerheid, ontkenning.
 
Morgen kom ik naar huis.     -> morgen geeft tijd aan         -> morgen = bw
Daar staat de vuilniszak.      -> daar geeft plaats aan         -> daar = bw
Kan je dat misschien doen? -> misschien = onzekerheid   -> misschien = bw
Ik kan niet mee.                     -> niet geeft ontkenning aan  -> niet = bw



Slide 6 - Tekstslide


Bijwoord



Grammatica - woordsoorten - leerjaar 1
Een bijwoord kan iets zeggen over een bijvoeglijk naamwoord (bn), een werkwoord (ww) of een ander bijwoord (bw).
 
Die ontzettend mooie documentaire heb ik gezien.
-> ontzettend (zegt iets over bn mooie) -> ontzettend = bw

Lucas kan goed zingen.
-> goed (zegt iets over ww zingen) -> goed = bw
 
Een bijwoord is het onverbogen deel van een gescheiden werkwoord.
Ik ruim de tafel af.
-> af (van afruimen) -> af = bw



Slide 7 - Tekstslide


Aan de slag



Grammatica - woordsoorten - leerjaar 1
  • Open het document 'Woordsoorten leerjaar 1' in MagisterMe
  • Maak zinnen van onderstaande woordsoorten. Houd de volgorde aan.
  • Gebruik pen en papier of een Google-document
  • 10 minuten zelfstandig in stilte, dan 5 minuten overleg met je maatje. Thuisgroep werkt 15 minuten zelfstandig.

MAVO
1. lw - zn - ww - vz - lw - zn
2. lw - bn - zn - ww - vz - lw - zn

HAVO
1. blw - bw - bn - zn - zww - vz - olw - zn
2. hww - aanw.vnw - zn - aanw.vnw - zn - zww ?

VWO
1. olw - bw - bn - czn - kww - olw - bn - czn
2. hww - pers.vnw - pers.vnw - zww - vz - bez.vnw - czn







Eerder klaar?
  • Maak je opdrachten af in Nieuw Nederlands (HAVO, nu ook bijwoord)
  • Werk verder aan je schrijfopdrachten fictie
  • Lees verder in je leesboek

Slide 8 - Tekstslide

Plaats je eerste zin in het woordweb. Zet er M/H/V voor. Bijvoorbeeld:
M: De oude man loopt naar het schip

Slide 9 - Open vraag

Plaats je tweede zin in het woordweb. Zet er M/H/V voor. Bijvoorbeeld:
M: De oude man loopt naar het schip

Slide 10 - Open vraag


Dat was 'm!




Grammatica - woordsoorten - voorzetsel
MAVO           H6 / TAALVERZORGING / VOORZETSEL

HAVO            H5 / GRAMMATICA / VOORZETSEL
                       H6 / GRAMMATICA / BIJWOORD

VWO              H6 / GRAMMATICA / VOORZETSEL & BIJWOORD

Laat je expert zien dat je alle opdrachten hebt gemaakt (screenshot of even laten zin in de klas).


                            
                     



Volgende week:
  • Tekstbegrip

Slide 11 - Tekstslide