6.2 Grafieken aflezen
1 / 30
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 2 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 3 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 4 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Op welke dag was het verschil tussen de minimum- en maximumtemperatuur het grootst?
A
maandag
B
dinsdag
C
vrijdag
D
zaterdag
Slide 5 - Quizvraag
34 - Domein: verbanden (antwoorddia)
Bij een 2A opdracht mag je alleen een staafdiagram gebruiken als de leerlingen de waarden kunnen aflezen als punten op de grafiek die samenvallen met de rasterlijnen in de schaalverdeling.
Bij een 2A opdracht mag je alleen een staafdiagram gebruiken als de leerlingen de waarden kunnen aflezen als punten op de grafiek die samenvallen met de rasterlijnen in de schaalverdeling.
Welk grafiek zie je hier?
A
Lijngrafiek
B
Beeldgrafiek
C
Cirkeldiagram
D
Staafdiagram
Slide 6 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe noemen we deze grafiek?
A
Cirkeldiagram
B
Staafdiagram
C
Lijndiagram
Slide 7 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welk grafiek zie je hier?
A
Lijngrafiek
B
Beeldgrafiek
C
Cirkeldiagram
D
Staafdiagram
Slide 8 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Bekijk grafiek 1.
In deze grafiek geven poppetjes
de gemiddelde lengtes weer.
Wat voor soort grafiek is dit eigenlijk?
In deze grafiek geven poppetjes
de gemiddelde lengtes weer.
Wat voor soort grafiek is dit eigenlijk?
A
staafgrafiek
B
lijngrafiek
C
cirkelgrafiek
Slide 9 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Soorten diagrammen
Beelddiagram
Cirkeldiagram
Staafdiagram
Lijndiagram
Steelbladdiagram
Slide 10 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
Lijngrafiek
Staafdiagram
Cirkeldiagram
Beeldgrafiek
Slide 11 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
Kijk naar de cirkelgrafiek. Uit welk land komen de meeste soldaten?
A
Amerika
B
Canada
C
Engeland
Slide 12 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Stel deze grafiek gaat over de bezoekers van een voorstelling.
In welke maanden zijn de aantallen jongens die de voorstelling bezochten gelijk gebleven?A
mei en juli
B
mei en juni
C
juni en juli
D
augustus en september
Slide 13 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Stel deze grafiek gaat over de bezoekers van een voorstelling.
Tussen welke maanden steeg het aantal meisjes het meest?A
april en mei
B
mei en juni
C
juni en juli
D
juli en augustus
Slide 14 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Bekijk de grafiek.
Welke conclusie is juist?
Welke conclusie is juist?
A
Geen van de conclusies is juist.
B
Het betaalverkeer op dinsdag is verdubbeld ten opzichte van maandag.
C
Op zondag was het meeste betaalverkeer.
D
Gemiddeld is het betaalverkeer 200 euro per dag.
Slide 15 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Stel deze grafiek gaat over de bezoekers van een voorstelling.
Tussen welke maanden daalde het aantal meisjes het meest?A
mei en juni
B
juni en juli
C
juli en augustus
D
augustus en september
Slide 16 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Stel deze grafiek gaat over de bezoekers van een voorstelling.
In welke maand hebben de minste jongens de voorstelling bezocht?A
september
B
mei
C
april
D
juli
Slide 17 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welke grafiek stijgt steeds sneller?
A B
C D
A
grafiek A
B
grafiek B
C
grafiek C
D
grafiek D
Slide 18 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Stel deze grafiek gaat over de bezoekers van een voorstelling.
Hoeveel jongens hebben dan in juni en juli samen de voorstelling bezocht?A
30
B
300
C
600
D
700
Slide 19 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Bij welke groep hoort de grafiek?
A
8a
B
8b
C
8c
D
8d
Slide 20 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Er is een grafiek gemaakt van een fietser. Wat doet de fietser?
A
hij staat stil
B
hij fietst achteruit
C
hij fietst vooruit
D
hij is gevallen
Slide 21 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Vraag:
Hoe noem je de uitleg bij een grafiek ook alweer?
A
de interpretatie
B
het percentage
C
de berekening
D
de legenda
Slide 22 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe vaak is de grafiek constant?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 23 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Stel deze grafiek gaat over de bezoekers van een voorstelling.
Hoeveel meisjes hebben dan in juni de voorstelling bezocht?A
400
B
30
C
40
D
300
Slide 24 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Zie de grafiek hiernaast. Vanaf hoeveel seconden ging de fietser langzamer?
A
10
B
20
C
40
D
0
Slide 25 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Stel deze grafiek gaat over de bezoekers van een voorstelling.
Tussen welke maanden steeg het aantal jongens dat de voorstelling bezocht?A
april en mei + mei en juni
B
april en mei + mei en juni
C
juni en juli + juli en augustus
D
mei en juni + juli en augustus
Slide 26 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
De grafiek laat de gemiddelde groei zien van 4- tot 9-jarigen.
Willem is 8 jaar en 140 cm lang. Wat geldt voor Willem?
A
Willem is groter dan gemiddeld.
B
Willem is kleiner dan gemiddeld.
Slide 27 - Quizvraag
15 - Domein: verbanden (keuzedia)
Wat is het maximum van de grafiek?
A
20
B
30
C
40
D
60
Slide 28 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Bij welke grafiek hoort de uitspraak "De meeste kinderen zitten op voetbal"?
A
De grafiek van groep 6
B
De grafiek van groep 7
C
De grafiek van groep 8
Slide 29 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is het begingetal bij deze grafiek?
A
500
B
0
C
100
D
5
Slide 30 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
