Niveau 3 opleiding: je doet je examens op 2F-niveau.
Niveau 4 opleiding: je doet je examens op 3F-niveau.
Slide 5 - Tekstslide
Uitleg examen schrijven
Slide 6 - Tekstslide
Examen schrijven
Je krijg 2 of 3 schrijfopdachten.
Je hebt een uur de tijd.
Zakelijke brief of e-mail, klachtenbrief, instructie, artikel, uitnodiging, betoog, memo, verslag van een werkoverleg.
Je typt het op de computer.
Je mag kladpapier en een woordenboek gebruiken.
Je wordt via de mail uitgenodigd. Kom op tijd, neem je ID-kaart mee!
Zorg dat je je inloggegevens uit je hoofd kent!
Slide 7 - Tekstslide
Tips examen schrijven
Schrijf zoveel mogelijk in de tegenwoordige tijd (deze brief schrijf ik omdat, hierbij bied ik te koop aan, hiermee wil ik u laten weten dat…)
Probeer je zinnen niet te vaak met ‘ik’ te beginnen.
Maak korte, bondige zinnen.
Denk aan hoofdletters en leestekens, punten en komma’s op de juiste plek.
Lees je opdracht nog eens door, om eventuele spelfouten of zinnen te verbeteren.
Slide 8 - Tekstslide
Waar word je op beoordeeld?
Inhoud > Is de opdracht juist begrepen + uitgevoerd?
Opbouw > Is de tekst duidelijk opgebouwd? Heeft het een inleiding, een middenstuk en een slot? Heeft het alinea’s? Worden er signaalwoorden gebruikt?
Afstemming op de doelgroep > De juiste toon + woordgebruik.
Taalverzorging > Is de spelling juist? Worden leestekens correct gebruikt?
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Wat is het doel van deze e-mail?
A
Informeren
B
Vermaken
C
Instrueren
D
Overtuigen
Slide 11 - Quizvraag
Welke van de volgende slotzinnen zou ook onderaan deze e-mail passen?
A
Hopende u voldoende te hebben geïnformeerd verblijf ik met de meeste hoogachting,
B
Check jullie later!
C
Ik hoor graag van jullie.
D
Joeeee!
Slide 12 - Quizvraag
Wanneer gebruiken we een hoofdletter?
Slide 13 - Woordweb
Slide 14 - Tekstslide
Hoe schrijf ik mevrouw molendijk correct?
A
mevrouw molendijk
B
Mevrouw Molendijk
C
mevrouw Molendijk
D
Mevrouw molendijk
Slide 15 - Quizvraag
Waarom is het belangrijk hoofdletters en punten te schrijven?
Slide 16 - Open vraag
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Hoe schrijf ik jordi van den berg?
A
Jordi Van Den Berg
B
jordi van den Berg
C
Jordi van den Berg
D
jordi van den berg
Slide 22 - Quizvraag
Welke zin is goed?
A
meneer Otten geeft les.
B
Meneer Otten geeft les.
C
Meneer otten geeft les
D
meneer Otten geeft les
Slide 23 - Quizvraag
Welke zin is goed?
A
De oude vrouw is moe omdat ze veel gelopen heeft
B
de oude vrouw, is moe omdat ze veel gelopen heeft
C
De oude vrouw is moe omdat ze veel gelopen heeft.
D
De oude vrouw is moe, omdat ze veel gelopen heeft.
Slide 24 - Quizvraag
Test!
Vul de juiste antwoorden in.
Doel: zo min mogelijk fouten maken!
Slide 25 - Tekstslide
Hoe schrijf je: engelse drop
A
Engelse drop
B
engelse drop
C
Engelse Drop
D
Slide 26 - Quizvraag
Hoe schrijf je: januari
A
Januari
B
januari
Slide 27 - Quizvraag
Hoe schrijf je: maarten van der aa
A
Maarten van der aa
B
maarten Van der Aa
C
Maarten Van Der Aa
D
Maarten van der Aa
Slide 28 - Quizvraag
Hoe schrijf je: 's avonds ga ik slapen
A
's avonds ga ik slapen.
B
's Avonds ga ik slapen.
C
'S avonds ga ik slapen.
Slide 29 - Quizvraag
Hoe schrijf je: ik ga met pasen naar parijs
A
Ik ga met Pasen naar Parijs.
B
Ik ga met Pasen naar parijs.
C
Ik ga met pasen naar Parijs.
D
ik ga met Pasen naar Parijs.
Slide 30 - Quizvraag
Hoe is het gegaan?
Slide 31 - Tekstslide
Ik heb deze les geleerd...
Slide 32 - Open vraag
Taalvoutje
Slide 33 - Tekstslide
Opdracht
Ga in duo's of drietallen aan de slag met de opdracht die in teams verschenen is. Zorg ervoor dat je bij inleveren duidelijk de namen van iedereen vermeldt.