Stijl, spreekwoorden, woordenschat

1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2,3

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide


Welk namen krijgen geen hoofdletter?
A
persoonsnamen
B
plaatsnamen
C
maandnamen
D
Geografische namen

Slide 4 - Quizvraag

Bij welke namen zijn de hoofdletters goed geschreven?
A
mevrouw Van Aak, Jonas Ter Heer, K. Ter Poel
B
mevrouw van Aak, Jonas Ter Heer, K. ter poel
C
Mevrouw Van Aak, Jonas Ter Heer, K. Ter Poel
D
mevrouw Van Aak, Jonas ter Heer, K. ter Poel

Slide 5 - Quizvraag

Hoofdletters:
waar staan de hoofdletters goed?
A
Ik ken stef Van leeuwen
B
Ik ken Stef van Leeuwen
C
ik ken stef van Leeuwen
D
ik ken Stef Van leeuwen

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

wanneer hun/hen/zij?

Slide 9 - Woordweb

Maak een zin met 'hen' juist gebruikt

Slide 10 - Open vraag

Maak een zin met 'hun' juist gebruikt

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Oefenen
stijlfouten /zij/hun/hen

Slide 14 - Tekstslide

Verbeter de zin: Al in het voorjaar wisten we reeds dat het een warme zomer zou worden.

Slide 15 - Open vraag

Ik ben vanochtend vroeg opgestaan, maar ik was echter toch te laat op school.

A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Volgens mijn mening kan dit niet langer.

Slide 17 - Open vraag

De conrector zou dat wel even nachecken.

Slide 18 - Open vraag

We zullen de wond goed moeten ontreinigen.

Slide 19 - Open vraag

Na die fout moest ik alles ...... doen.

A
opnieuw
B
overnieuw
C
over

Slide 20 - Quizvraag

Ik heb ...dat boek gegeven.
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 21 - Quizvraag

Ik vind het irritant als ... de hele tijd weglopen.
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 22 - Quizvraag

….. hebben mijn fiets gejat.

A
Hun
B
Zij
C
Hen

Slide 23 - Quizvraag

Met …. kan je echt lachen.

A
hun
B
hen
C
zij

Slide 24 - Quizvraag

Je kunt aan ... ook vragen of ze op het feestje komen.
A
hun
B
hen

Slide 25 - Quizvraag

Welke spreekwoorden/uitdrukkingen ken je?

Slide 26 - Woordweb

Wat zijn uitdrukkingen? 
Sleep hierheen! 
Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens.
De duurzame energie.
Voorkomen is beter dan genezen
Een luchtje scheppen

Slide 27 - Sleepvraag

Wat wordt hier afgebeeld?

Slide 28 - Tekstslide

En welk spreekwoord staat hier?

Slide 29 - Tekstslide

Welke spreekwoorden staan hiernaast?
Welke betekenis hoort bij welk spreekwoord?


1. Zo gelukkig, blij zijn dat je niet goed oplet.
2. Ook al lijkt wat je hebt niet veel waard, het is altijd waardevoller. dan het vele dat je beloofd wordt.
3. Op het nippertje aan een gevaar ontsnappen.
4. Een zaak tot in bijzonderheden vertellen.
5. Door het ontwijken van iets onaangenaams in een nog vervelender situatie belanden.
6. Een rijke nog meer geld bezorgen.
7. Door verkeerd advies iemand in een nog slechtere positie dan voorheen brengen.
8. Een mens die zich vriendelijk voordoet, maar in feite gevaarlijk is.
9. Zeer voorzichtig handelen.

Slide 30 - Tekstslide

Weet jij wat de volgende uitdrukkingen betekenen? Trek lijnen van de uitdrukkingen naar de juiste betekenis
Een appeltje met iemand te schillen hebben.
zijn/haar oogappel zijn.
Een zuurpruim zijn.
Je kunt appels niet met peren vergelijken.
Groeien als kool.
iemands lieveling zijn.
twee totaal verschillende dingen vergelijken
Snel groeien.
Nog een vervelend onderwerp bespreken met iemand
heel chagrijnig.

Slide 31 - Sleepvraag

Weet jij wat de volgende uitdrukkingen betekenen? Trek lijnen van de uitdrukkingen naar de juiste betekenis
Leven in de brouwerij
naar iemands pijpen dansen
een boterbriefje halen
van de koude kermis thuis komen
een beestje na een feestje hebben
alles doen wat iemand vraagt
teleurgesteld zijn
hoofdpijn (een kater) hebben na te veel drinken
de saaiheid doorbreken
gaan trouwen

Slide 32 - Sleepvraag

Weet jij wat de volgende uitdrukkingen betekenen? Trek lijnen van de uitdrukkingen naar de juiste betekenis
In iemands vaarwater zitten.
Huilen als een hofhond.
De violen stemmen.
De bloemetjes buiten zetten.
Moet je nog peultjes?
Erbarmelijk tekeer gaan.
Met elkaar onderhandelen.
Feest vieren.
Oneerlijk keuren.
Wat zeg je daarvan!

Slide 33 - Sleepvraag

Weet jij wat de volgende uitdrukkingen betekenen? Trek lijnen van de uitdrukkingen naar de juiste betekenis
Een gat in de dag slapen.
Ergens een nachtje over  willen slapen.
Hij stond te slapen.
Slapen als een roos.
Slapend rijk worden.
er eerst over willen nadenken
erg vast en heerlijk slapen
veel geld verdienen zonder er iets voor te moeten doen
lang doorslapen
hij lette niet op

Slide 34 - Sleepvraag

Weet jij wat de volgende uitdrukkingen betekenen? Trek lijnen van de uitdrukkingen naar de juiste betekenis
Boontje komt om zijn loontje.
Een mens is geen aardappel.
Zijn eigen boontjes doppen.
De appel valt niet ver van de boom.
Iets voor een appel en een ei kopen.
Iedereen heeft soms behoefte aan ontspanning.
Kinderen lijken vaak op hun ouders.
Iets kopen voor weinig geld.
Hij krijgt wat hij verdient.
zijn eigen problemen oplossen.

Slide 35 - Sleepvraag

Sleep de uitdrukkingen naar de goede betekenis
Met mooie praatjes bedriegen
Voor een heel lage prijs verkopen
Zeer vlot verkopen
Als warme broodjes over de toonbank gaan
Voor een appel en een ei verkopen
Knollen voor citroenen verkopen

Slide 36 - Sleepvraag

Woordenschat 

Slide 37 - Tekstslide

Wat betekent 'motiveren'?
A
Schreeuwen
B
Redenen geven
C
Een motie indienen
D
Doen

Slide 38 - Quizvraag

Wat betekent 'rationeel'?
A
Gedachten
B
Onverstandig
C
Gevoel
D
Verstandig

Slide 39 - Quizvraag

Probeer een zin te maken met 'ambitie'.

Slide 40 - Open vraag

Wat betekent 'officieus'?
A
Officieel
B
Nauwkeurig
C
Niet officieel
D
Niet nauwkeurig

Slide 41 - Quizvraag

Wat betekent 'differentiëren'?
A
Moeilijk maken
B
Weggaan
C
Onderscheiden
D
Aanpassen aan een groep

Slide 42 - Quizvraag

Wat betekent 'participeren'?
A
In stukken snijden
B
Meedoen
C
Gelijk zijn
D
Lidmaatschap opzeggen

Slide 43 - Quizvraag

Wat betekent 'intentie'?
A
Bedoeling
B
Slapen in een tent
C
Oorzaak
D
Gevolg

Slide 44 - Quizvraag

Maak een zin met intentie

Slide 45 - Open vraag

Prijscorrectie
vomeren
Anders begaafd
ruimen
Inactief
werkloos
gehandicapt
prijsverhoging
braken
afmaken van vee

Slide 46 - Sleepvraag

Relativering
A
Overtuigen dat de waarnemingen juist zijn.
B
De schrijver laat de betrekkelijkheid van iets zien, zwakt iets af.
C
Iets dat nodig is of eerst moet gebeuren voordat iets anders kan gebeuren.
D
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver

Slide 47 - Quizvraag