WRE 2TN - Werkwoordspelling - Herhaling

WELKOM BIJ NEDERLANDS!
  • Boek kan in de tas blijven.
  • Inloggen LessonUp.
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

WELKOM BIJ NEDERLANDS!
  • Boek kan in de tas blijven.
  • Inloggen LessonUp.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 7 - Werkwoordspelling
1. Lesdoelen
2. Herhaling zwakke & sterke werkwoorden 
3. Oefenen
4. Lesdoelencheck + afronden

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen
  1. Je kunt zwakke en sterke werkwoorden herkennen.
  2. Je kent de regel voor de verleden tijd van zwakke werkwoorden.
  3. Je weet wat er in de verleden tijd gebeurt bij sterke werkwoorden.
  4. Je kunt werkwoorden in de verleden tijd zetten.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zet in de verleden tijd.
Wat gebeurt er met de klank?
WACHTEN
A
de klank verandert
B
de klank blijft gelijk

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet in de verleden tijd.
Wat gebeurt er met de klank?
SLAPEN
A
de klank verandert
B
de klank blijft gelijk

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zwakke werkwoorden blijven in een andere tijd hetzelfde klinken.



Bijvoorbeeld:
wacht - wachtte
dans - danste
kook - kookte
teken - tekende

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sterke

werkwoorden


hebben de

KRACHT

om in de verleden tijd

van klank te veranderen.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Typ een voorbeeld van
een sterk werkwoord

Slide 8 - Woordweb

Bedenk zelf voorbeelden, zoals:
denk - dacht
lieg - loog
zwem - zwom
Sterk of zwak?

DENKEN
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sterk of zwak?

WENSEN
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sterk of zwak?

BIJTEN
A
sterk
B
zwak

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verleden tijd

sterke werkwoorden

In het enkelvoud: schrijf op zoals het klinkt
In het meervoud:
schrijf op zoals het klinkt
Regel
Leer de regels uit je hoofd.

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeelden:
kopen : ik koop - ik kocht
lopen : ik loop - ik liep
geven : wij geven - wij gaven
kruipen : zij kruipen - zij kropen

Verleden tijd

zwakke werkwoorden





In het enkelvoud: stam + te / stam + de

In het meervoud:
stam + ten / stam + den
Regel
Leer de regels uit je hoofd.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

-te(n) of -de(n)?

 Vaak hoor je of je


stam + te(n)

of 

stam + de(n)


moet gebruiken.

Regel
Leer de regels uit je hoofd.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden 
spelen-speelde-gespeeld

maken-maakte-gemaakt

vertellen-vertelde-verteld

raken- raakte-geraakt


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


                            
Twijfel je?
Als de laatste letter van de stam voorkomt in
't
ex-kofschip, schrijf je in de verleden tijd -te(n).
Zo niet, dan schrijf je -de(n). 
Regel
Leer de regels uit je hoofd.
't ex-kofschip

Slide 16 - Tekstslide

werken - werk
De 'k' komt voor in 't ex-kofschip, dus is de verleden tijd werkte.

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

benadruk hier dat in de verleden tijd de ik-vorm en 2e en 3e persoon enkelvoud hetzelfde zijn. leg verder uit dat als het om het meervoud gaat er nog een -n achter komt. 
Geef ook aan dat het om de onvoltooid verleden tijd gaat. 




Let op
  • Als de stam (ik-vorm) al eindigt op -d of -t, dan schrijf je in de verleden tijd -dd of -tt.

  • Een werkwoord in de verleden tijd eindigt nooit op -dt.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
antwoorden, 
stam = antwoord,
de verleden tijd is antwoordde

planten,
stam = plant,
de verleden tijd is plantte

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


VT: Hij ... (rekenen) het bedrag uit.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


VT: Ik ... (koken) pasta.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


VT: Wij ... (zetten) de pot op tafel.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


VT: De ridders ... (leven) vroeger.

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkblad maken!
Klaar? Oefenen met voltooid deelwoord in online methode (cursus 7)
timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen
  1. Je kunt zwakke en sterke werkwoorden herkennen.
  2. Je kent de regel voor de verleden tijd van zwakke werkwoorden.
  3. Je weet wat er in de verleden tijd gebeurt bij sterke werkwoorden.
  4. Je kunt werkwoorden in de verleden tijd zetten.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies