4.1 - Week 38 - Werkstuk schrijven, aaneenschrijven

Wat gaan we doen?
- Onderdeel Spelling: aaneenschrijven
- Werkstuk schrijven
- In tweetallen aan onderwerp werken
- Huiswerk
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?
- Onderdeel Spelling: aaneenschrijven
- Werkstuk schrijven
- In tweetallen aan onderwerp werken
- Huiswerk

Slide 1 - Tekstslide

Maar eerst...

Slide 2 - Tekstslide

Meervoud
& hoofdletters

Jessy, Jelle, Caroline, Djemyro?

Slide 3 - Tekstslide

SPELLING
 Bekijk het
volgende filmpje...

Slide 4 - Tekstslide

0

Slide 5 - Video

WAT IS EEN SAMENSTELLING?
  • Een woord dat uit meerdere woorden bestaat, noem je een samenstelling.
  • Voorbeeld: hogesnelheidslijn 
    Voorbeeld: vaatwasmachine

Slide 6 - Tekstslide

WAT IS EEN KOPPELTEKEN?
  • De meeste woorden kun je aaneenschrijven. Maar als dit voor lees- of uitspraakproblemen zorgt, plaats je een koppelteken.
  • Door combinatie van 2 klinkers: 
    Voorbeeld: diploma-uitreiking (au)
    Voorbeeld: radio-omroep (oo)

Slide 7 - Tekstslide

KOPPELTEKEN
  • Koppelteken gebruik je ook bij een samenstelling met een afkorting, aparte letter of symbool
  • Voorbeeld: mbo-niveau
    Voorbeeld: V-hals
    Voorbeeld: $-teken

Slide 8 - Tekstslide

TUSSENLETTERS
  • Om de regels voor de tussenletters in samenstellingen goed toe te passen, moet je de meervoudsvormen van woorden kennen.

Slide 9 - Tekstslide

TUSSENLETTERS -en-
  • Een samenstelling krijgt een tussenletter -(e)n-
    als het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat in het meervoud eindigt op -(e)n-
    en niet op -s
  • Voorbeeld: boekenkast (boek -> boeken)
    Voorbeeld: tomatensoep (tomaat -> tomaten)

Slide 10 - Tekstslide

TUSSENLETTER -e-
  • Wanneer het eerste gedeelte van de samenstelling zowel 
    -(e)n- als -s in het meervoud heeft, krijg je een -e- als tussenletter
  • Voorbeeld: ziektebeeld (ziekte -> ziektes, ziekten)
    Voorbeeld: groentesoep (groente -> groentes, groenten)

Slide 11 - Tekstslide

TUSSENLETTER -er-
  • Bij woorden met een meervoud -eren, schrijf je in de samenstelling -er-
  • Voorbeeld: kindervoorstelling (kinderen)
    Voorbeeld: eiersalade (eieren)

Slide 12 - Tekstslide

TUSSENLETTER -e-
  • Als het eerste gedeelte verwijst naar een persoon of zaak die uniek is.
    Voorbeeld: zonneschijn (er is maar 1 zon)
    Voorbeeld: Koninginnedag (maar 1 koningin)
  • Nauwelijks herkenbare woorden.
    Voorbeeld: beregoed, elleboog, ledemaat

Slide 13 - Tekstslide

TUSSENLETTER -s-
  • Samenstelling die bestaat uit 2 zelfstandige naamwoorden, als je de -s- hoort, schrijf je hem ook.
  • Voorbeeld: meningsverschil, tasjesdief, jongensdroom

Slide 14 - Tekstslide

TUSSENLETTER -s-
  • Samenstelling die bestaat uit 2 zelfstandige naamwoorden, als je de -s- hoort, schrijf je hem ook.
  • Voorbeeld: meningsverschil, tasjesdief, jongensdroom

Slide 15 - Tekstslide

ONLINE HUISWERK:
- VIA STARTTAAL ONLINE 2F
- Deelvaardigheid Spelling
- Aaneenschrijven 1,2,3 + deeltoets
(en natuurlijk zijn ook de oefeningen meervoud en hoofdletters klaar!)

Slide 16 - Tekstslide

Informatief werkstuk 
  • Week 38: onderwerp, onderzoeksvraag en 3 deelvragen bepalen en uitwerken

  • Week 39: in de les afronden & inleveren
     -> eerste cijfer voor Nederlands!

Slide 17 - Tekstslide

Deelvragen
  • Je deelt een onderwerp op door een aantal deelvragen te beantwoorden.
  • Deelvragen helpen je om je hoofdvraag te beantwoorden.
  • Deelvragen beginnen vaak met;
  • wie, wat
  • waar, wanneer
  • welke, hoe ....




    Slide 18 - Tekstslide

    Onderwerp & deelvragen
    - Deelvragen gaan dus over elementen van het onderwerp
    - Deelvragen moeten logisch aansluiten op het onderwerp

    Slide 19 - Tekstslide

    Hoe zit een werkstuk eruit?

    1. Titelblad (titel, naam, opleiding, datum)
    2. Inhoudsopgave (kijk even mee...)
    3. Voorwoord
    4. Onderwerp & hoofdvraag

    Slide 20 - Tekstslide

    Hoe zit een werkstuk eruit?

    5. Deelonderwerp 1
    6. Deelonderwerp 2
    7. Deelonderwerp 3
    8. Conclusie
    9, Bronnenlijst

    Slide 21 - Tekstslide

    In tweetallen:
    - Ga kijken of je samen tot genoeg informatie komt
    - Bevraag elkaar, wat zou jij van dat onderwerp willen weten?

    Slide 22 - Tekstslide

    Volgende les - week 39
    - Je maakt je werkstuk af 
    - Levert je werkstuk in op CumLaude
    - Je gebruikt je werkstuk in periode 4 weer:
    je geeft er een presentatie over.

    Slide 23 - Tekstslide