Bijvoeglijk naamwoorden

Lezen 
timer
10:00
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lezen 
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§2 Spelling: bijvoeglijke naamwoorden


Voorkennis?
- Wat zijn zelfstandig naamwoorden?


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen

- Je weet wat bijvoeglijk naamwoorden zijn
- Je weet bijvoeglijk naamwoorden te herkennen.
 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoeglijk naamwoord

  • Het spannende boek.
  • Het grote huis.
  • De ronde tafel.
  • Het kartonnen bakje

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoeglijk naamwoord

Staat soms ook achter het zelfstandig naamwoord

  • de schitterende film
  • de film is schitterend


  • het spannende boek
  • het boek is spannend

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
-Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord -> een mooie doos

-Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vertelt je van welk materiaal iets gemaakt is: de kartonnen doos


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het materiaal waarvan het gemaakt is.


Deze bijvoeglijke naamwoorden kennen maar 1 vorm en eindigt meestal op -en:

  • de zilveren ring
  • de gouden medaille
  • het stenen muurtje


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het spellen van bijvoeglijke naamwoorden
De meeste bijvoeglijke naamwoorden hebben een korte en een lange vorm: mooi -> mooie, dom -> domme.

Zo maak je de lange vorm van een bijvoeglijk naamwoord.
- Soms hoef je er alleen een e achter het woord te zetten: mooi --> mooie
- Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen: fris -> frisse. 
- Soms moet je een a, e, o, of u  weghalen: rood -> rode, groot -> grote.
- Soms moet je een f veranderen in een v: lief -> lieve
- Soms moet je een s veranderen in een z: grijs -> grijze
- Bij sommige bijvoeglijke naamwoorden schrijf je met een trema. Zo voorkom je dat woorden verkeerd uitgesproken worden; officieel -> officle.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de lange klank van de bijvoeglijke naamwoorden
1. Braaf -> 
2. Dwaas -> 
3. Negatief -> 
4. Werkloos ->
5. Vlot ->
6. Financieel ->

Slide 10 - Tekstslide

1. brave
2. dwaze
3. negatieve
4. werkloze
5. vlotte
6. financiële
Noteer de bijvoeglijke naamwoorden
1. De rode auto staat in de straat.
2. De grappige man loopt in de supermarkt.
3. De mooie bloemen heb ik gekocht bij het kleine bloemenkraampje.
4. Mijn gouden ring heb ik gister weer gevonden.
5. Het lieve kind heeft bruin haar en blauwe ogen. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
§2 spelling: bijvoeglijke naamwoorden
Opdracht 1, 2, 4 + 5 (blz. 246-247)


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies