U3 Repaso lección 3

Metas Doelen
Después de esta clase... Na deze les...

1. ...puedo hablar de las tareas domésticas kan ik praten over klusjes
2. ...puedo usar 'tener que' kan ik 'moeten'  gebruiken
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Metas Doelen
Después de esta clase... Na deze les...

1. ...puedo hablar de las tareas domésticas kan ik praten over klusjes
2. ...puedo usar 'tener que' kan ik 'moeten'  gebruiken

Slide 1 - Tekstslide

Las tareas
1. Yo (stofzuigen) en casa. 
2. Él (opmaken) la cama.
3. Marta y Marcos (dekken) la mesa. 
4. Vosotros (koken) hoy.
5. Mis padres (vuilnis buiten zetten).

Slide 2 - Tekstslide

barrer (el suelo): yo

Slide 3 - Open vraag

cortar (el césped): tú

Slide 4 - Open vraag

sacar (la basura): mi hermano

Slide 5 - Open vraag

cocinar: vosotros

Slide 6 - Open vraag

hacer (la cama): nosotros

Slide 7 - Open vraag

poner (la mesa): la chica

Slide 8 - Open vraag

servir (la comida): nosotros

Slide 9 - Open vraag

limpiar (la casa): Enik y Laia

Slide 10 - Open vraag

pasar (la aspiradora): tú y yo

Slide 11 - Open vraag

lavar (los platos): Elena y tú

Slide 12 - Open vraag

Las tareas
1. Yo (stofzuigen) en casa. 
2. Él (opmaken) la cama.
3. Marta y Marcos (dekken) la mesa. 
4. Vosotros (koken) hoy.
5. Mis padres (vuilnis buiten zetten).

Slide 13 - Tekstslide

Las tareas
1. Yo paso la aspiradora en casa. 
2. Él hace la cama.
3. Marta y Marcos ponen la mesa. 
4. Vosotros cocináis hoy.
5. Mis padres sacan la basura.

Slide 14 - Tekstslide

Hablar de las tareas
Voor dingen die je moet doen, gebruik je het werkwoord ...

Voor dingen die je leuk vindt om te doen, gebruik je ...

Als je iets niet leuk vindt om te doen, zeg je ...

Als je een klusje haat, gebruik je het werkwoord ...

Slide 15 - Tekstslide

Hablar de las tareas
Voor dingen die je moet doen, gebruik je het werkwoord tener que

Voor dingen die je leuk vindt om te doen, gebruik je gustar

Als je iets niet leuk vindt om te doen, zeg je no me gusta (no + gustar)

Als je een klusje haat, gebruik je het werkwoord odiar

Slide 16 - Tekstslide

Hablar de las tareas
1. Vandaag moet mijn broer stofzuigen. 
2. Morgen moet ik mijn kamer opruimen. 
3. Zij haten afwassen. 
4. Wij houden van koken. 
5. Jij houdt niet van huishoudelijke klusjes doen. 

Slide 17 - Tekstslide

Hablar de las tareas
1. Vandaag moet mijn broer stofzuigen. Hoy mi hermano tiene que pasar la aspiradora.
2. Morgen moet ik mijn kamer opruimen.  Mañana tengo que ordenar mi habitación.
3. Zij haten afwassen. Ellos/Ellas odian lavar los platos.
4. Wij houden van koken. A nosotros/nosotras nos gusta cocinar.
5. Jij houdt niet van huishoudelijke klusjes doen. A ti no te gusta hacer las tareas domésticas.

Slide 18 - Tekstslide

Manos a la obra Aan het werk
1. Maak de opdrachten van lección 3: LE p 59-64 (alles).

2. Ga verder met leren/voorbereiden op de toets
> mindmap maken
> woordkaartjes
> elkaar overhoren
> grammatica in eigen woorden samenvatten

Slide 19 - Tekstslide