NM toets Hoofdstuk 7 Water in Nederland

Ronde 1
Water in Nederland
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Ronde 1
Water in Nederland

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voordat in Nederland door de zee klei werd neergelegd, moest er eerst rustig zeewater ontstaan.

Waardoor ontstond dat rustige zeewater?
A
Doordat het klimaat veranderde.
B
Doordat er een duinenrij ontstond.
C
Doordat de zeespiegel daalde.
D
Doordat eb en vloed minder invloed kreeg en de rivieren meer.

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn in het rivierengebied zomerdijken en winterdijken.

Welke uitspraken is juist?
A
Zomerdijken liggen dichter bij de rivier dan winterdijken.
B
Zomerdijken zijn hoger dan winterdijken.
C
Zomerdijken mogen niet overstromen.
D
Op zomerdijken loopt vaak een weg.

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een dijkdoorbraak kunnen kleine meertjes ontstaan.

Welke letter op de kaart geeft aan waar de grond uit het meertje nu ligt?
A
Bij letter A
B
Bij letter B
C
Bij letter C
D
Bij letter D

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn drie soorten polders in Nederland.

Zet de polders op de juiste volgorde, van hooggelegen naar laaggelegen.
Droogmakerij
Veenpolder
Zeepolder

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het zorgen voor het juiste waterpeil is erg belangrijk in een polder.

Welke begrippen horen bij welke omschrijving?
A. Draineren
B. Bemaling
C. Inklinking
1. Het inzakken van de grond door uitdroging en verrotting. 
2. Het oppompen van water uit een laaggelegen gebied. 
3. Het laten wegstromen van water om de grond droog genoeg te maken voor landbouw. 

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor boeren zijn grondwater en oppervlaktewater beide belangrijk.

Wat is het verband tussen het water in sloten (oppervlaktewater) en het grondwater?
A
Als je het waterpeil in de sloten verlaagt, verhoogt dat de grondwaterstand.
B
Als je het waterpeil in de sloten verhoogt, verhoogt dat ook de grondwaterstand.
C
Als je het grondwaterwaterpeil verlaagt, verhoogt dat het waterpeil in de sloten.
D
Als je het grondwaterwaterpeil verhoogt, verlaagt dat het waterpeil in de sloten.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor het produceren van verschillende voedingsmiddelen verschilt de hoeveelheid water die nodig is nogal.

Waarvoor is het meeste water nodig?


A
een portie frites
B
een hamburger
C
een portie rijst
D
een appel

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de foto van de elektriciteitscentrale met een koeltoren.

Wat is de ‘witte rook’ die je uit de koeltoren ziet komen?


A
verbrandingsgas
B
water
C
stoom (gecondenseerde waterdamp)
D
rook

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom wordt water vaak gewonnen in natuurgebieden?




A
Omdat daarmee gelijk een te hoog grondwaterpeil in natuurgebieden wordt verlaagd.
B
Omdat het waterleidingbedrijf dan niet met veel verschillende boeren hoeft samen te werken.
C
Omdat de boeren het water zelf nodig hebben.
D
Omdat het water in natuurgebieden niet vervuild is met bestrijdingsmiddelen en meststoffen.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij afvalwater wordt onderscheid gemaakt tussen zwart water en grijs water.

Wat is het verschil tussen zwart en grijs afvalwater?


A
Zwart afvalwater komt van de wc, grijs afvalwater van wasmachine, douche en bad
B
Zwart afvalwater komt van wasmachine, douche en bad, grijs afvalwater van de wc
C
Zwart afvalwater komt van huishoudens, grijs afvalwater van de industrie
D
Zwart afvalwater komt van de industrie, grijs afvalwater van huishoudens

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verzilting komt vooral voor in het westen van Nederland.

Waarom komt verzilting vooral daar voor?



A
Omdat de rivieren het zout meenemen en de rivieren in het westen van Nederland het grootst zijn, brengen ze daar ook het meeste zout mee.
B
Omdat door grondwaterstroming zout grondwater (uit zee) langzaam in de polders omhoogkomt.
C
Omdat heel kleine druppels opspattend zeewater landinwaarts waaien.
D
Omdat West-Nederland dichtbevolkt is en daar het meeste afvalwater wordt geloosd, dat zout bevat. Dat zout kan niet helemaal uit het water worden gezuiverd.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt vervuiling van water op verschillende manieren indelen. Een manier is naar de stoffen waarmee het water is vervuild.


Welke begrippen horen bij welke omschrijving?
Chemische vervuiling
Thermische vervuiling
Organische vervuiling
Het water is vervuild met biologisch afbreekbare stoffen uit bijvoorbeeld voedsel. 
Het water is vervuild met stoffen die door mensen zijn gemaakt en die moeilijk afbreekbaar zijn. 
Er zijn geen stoffen aan het water toegevoegd, maar het water is warmer, wat nadelig is voor het leven in het water. 

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Door klimaatverandering ontstaat wateroverlast op drie verschillende schaalniveaus.


Welke schaalniveaus horen bij welke gevolg?
Schaal van deel van een continent
Wereldschaal
Plaatselijk
De zeespiegel stijgt door het afsmelten van poolijs en het uitzetten van zeewater. 
Door langere droogtes en perioden met veel neerslag verandert het regiem van rivieren. 
Door het meer heftige onweersbuien bij warm weer staan straten vaker onder water. 

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nijmegen ligt meer dan 100 kilometer van zee. Toch hebben maatregelen zoals bij Nijmegen-Lent ook te maken met de stijgende zeespiegel.

Wat is de invloed van de zeespiegelstijging op de Waal bij Nijmegen?



A
Door de zeespiegelstijging wordt het hoogteverschil tussen Nijmegen en de zee kleiner, daardoor gaat de rivier langzamer stromen en zit er meer water in de rivier bij Nijmegen.
B
Door de zeespiegelstijging is het oppervlakte van de zee groter en neemt de verdamping toe. Daardoor is er meer regen in het stroomgebied van de rivieren en neemt de afvoer van de rivier toe.
C
Omdat niet duidelijk is hoever de zeespiegel zal stijgen is het belangrijk om er nu al rekening mee te houden dat de zeespiegel ook stijgt tot de hoogte waarop Nijmegen ligt.
D
Door de aanleg van stormvloedkeringen aan de kust, kan het water minder snel naar zee stromen. Daardoor stroomt de rivier bij Nijmegen vaker over.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de Nederlandse rivieren zijn kribben aangelegd.

Wat is de belangrijkste functie van kribben in een rivier?





A
ervoor zorgen dat de rivier bij een hoge waterstand bevaarbaar is
B
het versneld af kunnen voeren van water bij een hoge rivierstand
C
ervoor zorgen dat de rivierbedding zich niet verplaatst
D
het verkorten van de vaarroutes van veerponten

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De waterafvoer door de Nederlandse rivieren is niet altijd constant. Soms is er veel water en soms is er weinig water.

Wat is voor de scheepvaart op de rivieren lastiger en waarom?






A
Veel water is lastiger, omdat het water sneller stroomt. Dat is gevaarlijker en kost meer brandstof.
B
Veel water is lastiger, omdat de uiterwaarden ook overstroomd zijn, is het lastiger om de vaargeul te zien.
C
Weinig water is lastiger, omdat de rivieren dan minder diep zijn, en schepen minder zwaar beladen kunnen worden.
D
Weinig water is lastiger, omdat de rivieren dan minder diep zijn en schepen niet goed kunnen aanleggen.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

KKKKKK
KKKK
Sleep de winterdijk naar de bij passende dijk en de zomerdijk naar de bij passende dijk
Winterdijk
Zomerdijk

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is zwaarder: zoet water of zout water? En mengen de 2 wateren met elkaar?
A
Zout water is zwaarder dan zoet, de 2 mengen wel!
B
Zout water is zwaarder dan zoet, de 2 mengen niet!
C
Zoet water is zwaarder dan zout, de 2 mengen wel!
D
Zoet water is zwaarder dan zout, de 2 mengen niet!

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet water dat door de fabriek wordt gebruikt?
A
Brak- en grijs water
B
Proces- en mineraal water
C
Koel- en gezuiverd water
D
Geen van deze combinaties

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de drie grootste havens van West-Europa?
A
Rotterdam-Antwerpen-Hamburg
B
Rotterdam-Schiermonnikoog- Frankrijk
C
Antwerpen-Zwitserland-Frankrijk
D
Portugal-België-Hamburg

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de goede onderdelen naar de goede plek
verdampen
condenseren
grondwater
neerslag
zout water
zoet water
filteren
rivier

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk, door de mens gemaakt object, ligt het hoogst t.o.v. NAP?
A
Oeverwal
B
Zomerdijk
C
Winterdijk
D
Komgrond

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet er bij B staan?

A
Komgronden
B
Uiterwaarden
C
Oeverwal
D
Zomerbed

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de woorden op de goede plek!!!
Winterdijk
Zomerdijk
Uiterwaard
Kribben
Komgronden
Oeverwal

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is draineren?
A
Het opnieuw inrichten van een landbouwgebied waarbij kleine stukken grond worden samengevoegd tot grote gehelen.
B
Het afvoeren van het overtollige water uit de bodem of verlaging van het grondwaterpeil via een buizensysteem.
C
Het inrichten van het landelijk gebied waarbij rekening wordt gehouden met de functies van het landschap
D
Akkerbouw waarbij veel kapitaal en kennis per hectare wordt gebruikt.

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Water dat gebruikt wordt om
- kleding te verven
- papier te maken
noemen we ...
A
irrigatiewater
B
proceswater
C
koelwater
D
Industrieel water

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

waar bestaat de watervoetafdruk uit ?
A
industrieel water gebruik, landbouw en huishoudelijk water gebruik
B
het water waar je op kan staan
C
landbouw en industrie water
D
water wat je moet volgen in hun voetafdruk

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

hoe noem je het water van de douche, wasmachine en de keuken?
A
zwart water
B
grijs water
C
groen water
D
wit water

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het                                          moet zorgen voor waterveiligheid en de zoetwatervoorziening.  

Rijkswaterstaat, provincies,                             en waterschappen werken samen met maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven.  

                                      zorgt voor onze wegen, waterwegen en bescherming tegen overstromingen.  

 Een                                  zorgt voor veiligheid, voldoende water en schoon water in een bepaald gebied. 
Deltaprogramma
gemeenten
Rijkswaterstaat
waterschap

Slide 30 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lees bron 6.
(klik om in te zoomen)

De tekst van bron 6 gaat over...
A
waterkwaliteit en het noorden van China
B
waterkwaliteit en het zuiden van China
C
waterkwantiteit en het noorden van China
D
waterkwantiteit en het zuiden van China

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor plannen stonden er in het Deltaplan?
A
Zeearmen werden afgesloten met dammen.
B
Iedereen moest verplicht een zwemdiploma halen.
C
Er mochten minder mensen aan de kust wonen.
D
Zeedijken werden verhoogd.

Slide 32 - Quizvraag

Leg weer even uit dat Nederland nooit meer zo'n ramp als de watersnoodramp in 1953 wilde meemaken. Met het Deltaplan maakten ze plannen om zo'n ramp in de toekomst te voorkomen.
Klik op de afbeelding om deze te vergroten.

Welke maatregel van het plan Ruimte voor de rivier wordt in de afbeelding toegepast?
A
kribben verlagen
B
nevengeul graven
C
rivierbed verdiepen
D
uiterwaard uitgraven

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe komen goederen het meest binnen in Nederland via....
A
binnenvaart
B
wegvervoer
C
spoorvervoer
D
zeevaart

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ronde 2
Kerstliedjes 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ronde 3
Welk land

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk land is dit?

Slide 37 - Tekstslide

Australië
Over welk gebied gaat dit?

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Over welk land gaat dit?

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk land hoort hierbij?

Slide 40 - Tekstslide

Hawai
Ronde 4
Bijna kerst

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op welke datum is het elk jaar kerst?
A
24 december
B
25 december
C
26 december
D
Het is elk jaar op een andere datum

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat eten de meeste Nederlanders tijdens kerst?
A
Gourmetten
B
Gevulde kalkoen
C
Trifle
D
Garnalencocktail

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de meest bekeken kerstfilm?
A
Die Hard
B
Home Alone
C
De Grinch
D
The Nightmare Before Christmas

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welk land staat deze kerstboom?
A
Denemarken
B
Nederland
C
Australië
D
Brazilië

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welk land staat deze kerstboom?
A
Verenigde Staten
B
Nederland
C
China
D
Brazilië

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welk land staat deze kerstboom?
A
Oekraïne
B
Nederland
C
China
D
Rusland

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welk land staat deze kerstboom?
A
Cuba
B
Bonaire
C
Dominicaanse Republiek
D
Sint Maarten

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk kerstnummer hoor je?
A
Last Christmas
B
All I want for Christmas is you
C
Driving home for Christmas
D
Let it snow

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk kerstnummer hoor je?
A
Last Christmas
B
Jingle Bells
C
Let it snow
D
It's beginning to look a lot like Christmas

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk kerstnummer hoor je?
A
Feliz Navidad
B
Santa tell me
C
Oh denneboom
D
Beuk de ballen uit de boom

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk kerstnummer hoor je?
A
Jinglebells
B
Christmas lights
C
Holiday
D
Christmas

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk kerstnummer hoor je?
A
Let it snow
B
Snowman
C
Let it go
D
Jingle bells

Slide 53 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies