In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
¡Bienvenidos a la clase de español!
¿Qué día es hoy?
Slide 1 - Tekstslide
¿Qué hacemos hoy?
¿Qué hemos hecho?
¡A trabajar!
Fin de la clase
Objetivo
Indicar una posición
Comparar objetos
Evaluación
Slide 2 - Tekstslide
¿Qué hemos hecho?
1.3, 1.4, 1.6 (LE)
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
a) incómodo
b) caro/a
c) pesado/a
d) silencioso/a
e) duro/a
f) moderno/a
g) joven, nuevo/a
h) frágil
i) grande
j) feo/a
Slide 5 - Tekstslide
a) bolígrafo
b) cumpleaños
c) regalo
d) tarjeta
e) balón
f) regla
g) mochila
h) dinero
i) chocolate
j) estuche
k) calculadora
Slide 6 - Tekstslide
Objetivos
Slide 7 - Tekstslide
Indicar una posición (1.4)
Slide 8 - Tekstslide
La forma neutra
¿Qué es esto? - Es un móvil
¿Qué es eso? - Es una lámpara
De neutrale aanwijzende voornaamwoorden esto, eso en aquello worden gebruikt om naar iets te verwijzen wat onbekend is of waarover in algemene zin gesproken
wordt. Ze worden niet gebruikt om naar personen te verwijzen.
Wat is dit? - Het is een telefoon.
Wat is dat? Het is een telefoon.
Slide 9 - Tekstslide
Unos ejemplos
1) _____hermano de aquí es más trabajador que ese.
2) _____zapatos de allí son menos bonitos que estos.