V2 Le verbe aller et le futur proche

Le verbe aller et le futur proche

In deze  les ga jij het werkwoord "aller" [ gaan ] in de "présent/ott" leren gebruiken en jij gaat leren zinnen maken met de toekomende tijd =
le futur proche
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Le verbe aller et le futur proche

In deze  les ga jij het werkwoord "aller" [ gaan ] in de "présent/ott" leren gebruiken en jij gaat leren zinnen maken met de toekomende tijd =
le futur proche

Slide 1 - Tekstslide

Werkwoord: ALLER
Werkwoord: ALLER

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

le verbe 'aller' (gaan)
je vais
tu vas
il/ elle/ on va
nous allons
vous allez
ils/ elles vont

Slide 4 - Tekstslide

Aller = gaan

Slide 5 - Tekstslide

Tu (aller)
A
vais
B
as
C
es
D
vas

Slide 6 - Quizvraag

Martin....au marché.
A
va
B
vont
C
vas
D
vais

Slide 7 - Quizvraag

Isabelle et Benjamin ....
au restaurant
A
vais
B
vont
C
va
D
allons

Slide 8 - Quizvraag

Mes parents.......en vacances.
A
allez
B
va
C
vont
D
allons

Slide 9 - Quizvraag

Mon frère et moi....au collège.
A
vont
B
allons
C
va
D
vais

Slide 10 - Quizvraag

Le verbe aller au futur proche

Slide 11 - Tekstslide

Futur proche = 
aller + infinitief

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Slide 14 - Link

Slide 15 - Link

Slide 16 - Video