Zorgplan Deel 1

Zorgplan
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

Zorgplan

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het einde van de les kan je het eerste deel van het zorgproces benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

Het zorgproces
Het zorgproces is het doorlopen van een aantal fasen in een vaste volgorde met als doel zorg te laten aansluiten bij de behoefte van de client maar ook om te voldoen aan de eisen van de Nederlandse overheid. Met andere woorden: Methodisch werken​

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Welk zorgleefplan wordt gebruikt binnen de organisatie waar jij werkt?

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Hoe kun je gegevens verzamelen?

Slide 8 - Woordweb

Subjectief en objectief
Je kunt subjectieve of objectieve informatie tot je krijgen.

Slide 9 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een objectieve observatie

Slide 10 - Open vraag


Slide 11 - Open vraag

Pes methode
De P van Problem (probleem, klachten, gezondheidsverstoringen en de reactie van de patiënt op de ziekte)

De E van Etiologie (ziekteoorzaak, samenhangende factoren, als gevolg van..)

De S van Signalen en Symptomen: kenmerken, criteria

Slide 12 - Tekstslide

PES
Ezelsbruggetje voor het formuleren van de PES: ​
P → de zorgvrager is niet meer in staat...​
E → als gevolg van...​
S → wat zich uit in / wat blijkt uit...​



Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Oefening 1

Mevrouw de Boer is bij jou op de afdeling opgenomen. Ze zegt dat ze de laatste drie dagen heel slecht slaapt omdat het zo lawaaierig is op de gang. ​

Ze geeft aan dat ze door haar slaapgebrek erg veel overdag slaapt en erg prikkelbaar is.

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het probleem?

Slide 16 - Open vraag

Wat is de oorzaak?
(etymologie)

Slide 17 - Open vraag

Wat zijn de klachten?
(signs and symptoms)

Slide 18 - Open vraag

Oefening 2
Meneer Yilmaz is een 48-jarige man. Hij spreekt slecht Nederlands. Zijn zoon tolkt voor hem, maar is niet elke dag aanwezig. ​
Hij mag niet veel drinken in verband met hartproblemen, maar iedere keer blijkt dat hij dit toch doet. ​
Er staan voortdurend lege glazen op zijn nachtkastje en hij loopt regelmatig naar de kraan om water te pakken. 

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het probleem?

Slide 20 - Open vraag

Wat is de oorzaak?
(etymologie)

Slide 21 - Open vraag

Wat zijn de klachten?
(signs and symptoms)

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Zorgdoel
Definitie: ​

‘een concrete omschrijving van een gewenste situatie, waarbij een duidelijke tijdslimiet is aangegeven. Zorgdoelen worden geformuleerd aan de hand van het zorgprobleem.’ 

Slide 25 - Tekstslide

Zorgdoel kan zich richten op:
het voorkomen van een probleem​
uitstel of beperken van een probleem​ 
het oplossen van een probleem​ 
het in ernst laten afnemen van een probleem​ 
het in ernst stabiliseren van een probleem​ 
het verslechteren van het probleem​

Slide 26 - Tekstslide

Formuleren zorgdoel

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Voorbeelden zorgdoelen
Mevrouw B. geeft iedere dag aan of de pijn te verdragen is. ​
Mevrouw B. wast zichzelf als zij loopgips heeft. ​ 
Mevrouw B. gaat binnen twee dagen naar het toilet onder begeleiding

Slide 29 - Tekstslide

Welk doel zou je hier formuleren?
P: Mevrouw de Boer is niet in staat te slapen volgens haar eigen slaappatroon ​
E: Lawaai op de gang​ 
S: mw. slaapt veel overdag, is snel prikkelbaar en zegt slecht te slapen​ 

Slide 30 - Tekstslide

Doel mevrouw de Boer

Slide 31 - Open vraag

zorgdoel?
P: Meneer Yilmaz is niet in staat zich te houden aan de voorschriften met betrekking tot drinken​ 
E: Taalbarrière​ 
S: Hij loopt regelmatig naar de kraan om water te pakken en er staan legen glazen op zijn nachtkastje

Slide 32 - Tekstslide

Doel de heer Yilmaz?

Slide 33 - Open vraag

Vragen?

Slide 34 - Tekstslide

Evaluatie: deze manier van lesgeven
A
bevalt mij goed
B
hoeft voor mij niet weer
C
vergt nog wat oefening maar 1e indruk is goed
D
anders....

Slide 35 - Quizvraag