1. Je kunt uitleggen hoe het skelet in elkaar zit.
2. Je kunt benoemen wat de functies van een skelet zijn.
3. Je kunt uitleggen welke twee typen botten er zijn
4. je kunt het verschil uitleggen tussen been en kraakbeen
5. Je weet wat een groeischijf is en kan hem aanwijzen op een plaatje