Oplosbaarheid, gehalte en percentage

Leerdoelen
Na de les kan je...
  • rekenen met verband oplosbaarheid en temperatuur.
  • grafieken interpreteren over oplosbaarheid en temperatuur.
  • gehalte van opgeloste stof berekenen.
  • percentage van stof in een mengsel berekenen.


1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
Na de les kan je...
  • rekenen met verband oplosbaarheid en temperatuur.
  • grafieken interpreteren over oplosbaarheid en temperatuur.
  • gehalte van opgeloste stof berekenen.
  • percentage van stof in een mengsel berekenen.


Slide 1 - Tekstslide

oplosbaarheid
is een stofeigenschap.

Oplosbaarheid van een stof is het aantal gram dat maximaal kan oplossen in één liter oplosmiddel bij een bepaalde temperatuur.

Slide 2 - Tekstslide

Verzadigde en onverzadigde oplossing
Bij 20oC kan van suiker 830 g/L oplossen in water.

Als minder dan 830 gram wordt opgelost in één liter water zit, dan is de oplossing onverzadigd. Meer suiker kan opgelost worden (A).

Als precies of meer dan 830 gram wordt toegevoegd aan één liter water, niet meer suiker oplossen. De oplossing is verzadigd (B).  Boven de 830 gram kan ook oververzadigd genoemd worden, omdat niet alles oplost (C).

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

De oplosbaarheid van keukenzout in water is 391 g/L. Wat gebeurt er met het keukenzout als 450 gram keukenzout wordt toegevoegd in één liter water?

Slide 5 - Open vraag

De oplosbaarheid van ammoniumchloride in water is 332 g/L bij 10oC. Hoeveel gram ammoniumchloride wordt maximaal in 5 mL water opgelost?

Slide 6 - Open vraag

De TOA wil een verzadigde ammoniumchloride oplossing maken bij 20oC. De oplosbaarheid van ammoniumchloride is 372 g/L. In het potje zit 12,3 g ammoniumchloride. Hoeveel mL water moet worden toegevoegd? (1 decimaal)

Slide 7 - Open vraag

oplosbaarheid en temperatuur
Hoe hoger de temperatuur,  hoe meer vaste stof kan oplossen. (vb. suiker en zout)

Met gassen is het precies andersom. 
Hoe hoger de temperatuur, hoe minder gas
kan oplossen. (vb. zuurstof en ammoniak)

Slide 8 - Tekstslide

Moeilijke vraag
In de ochtend wordt één liter verzadigde oplossing van ammoniak gemaakt op 10oC. Als het later op 
de dag 20oC is. Ruikt de ruimte naar ammoniak.
Bereken hoeveel gram ammoniak verdwenen is 
uit de oplossing.

Slide 9 - Tekstslide

Stappenplan
1. Lees de oplosbaarheid bij beide temperaturen af en noteer ze correct.
2. Bereken het verschil in de oplosbaarheden.
3. Bereken het naar de juiste hoeveelheid om.



Slide 10 - Tekstslide

Stappenplan
1. 54 mg/L bij 10oC en 44 mg/L bij 20oC.
2. 54-44 = 10 mg/L
3. De vraag gaat om 1 L, dus 10 mg/L x 1 L = 10 mg



Slide 11 - Tekstslide

Oplosbaarheid
32, 33, 34, 35, 36, 37 en 38





Zie volgende slide voor volgend stuk uitleg over gehalte en percentages.

Slide 12 - Tekstslide

Gehaltes berekenen
Een gehalte gaat ook over hoeveel gram vaste stof is opgelost in een oplosmiddel.

Oplosbaarheid: Bij 20oC kan van suiker 830 g/L oplossen in water. 
Gehalte: In een cola fles zit 110 g suiker per liter.

Het gehalte kan van de suiker in de cola dit voorbeeld is lager dan de oplosbaarheid van de suiker. Daarom wordt de term gehalte gebruikt.


Slide 13 - Tekstslide

Er zit 25 g zout opgelost in 0,75 L water. Bereken het zout gehalte in g/L. (1 decimaal)

Slide 14 - Open vraag

massapercentage
Als je een mengsel hebt, kan je per stof het massapercentage uitrekenen. Je bepaald de gehele massa van het mengsel. Daarna bepaald je de massa van een stof. Deze kan je door elkaar delen en keer honderd doen.

Het werkt hetzelfde als deel/geheel x 100%

Slide 15 - Tekstslide

Een bronzen beeld bestaat voor 50 g uit koper en 75 g uit tin. Wat is het massapercentage tin van dit bronzen beeld?

Slide 16 - Open vraag

volumepercentage
Als je een mengsel hebt, kan je per stof het volumepercentage uitrekenen. Je bepaald de gehele volume van het mengsel. Daarna bepaald je de volume van een stof. Deze kan je door elkaar delen en keer honderd doen.

Het werkt hetzelfde als deel/geheel x 100%

Slide 17 - Tekstslide

Bier heeft 5,8 volume% alcohol in zich zitten. Bereken hoeveel mL alcohol in een flesje bier van 30 cL zit?

Slide 18 - Open vraag

gehalte en percentage
Vind je het lastig maak eerst: 39

maken opgave 40, 41, 42 en 43

Uitdaging: 44 en 45

Slide 19 - Tekstslide