start unit Studentenleven

Unit studentenleven
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Unit studentenleven

Slide 1 - Tekstslide

Deze unit gaat over
studiekeuze
Het leven na IB-studie of tussenjaar?
studentenleven en studentensteden
profiel schrijven voor werk of uit huis gaan
risico's van sociale media

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat doen we vandaag?
MB unit bekijken
opdracht persoonlijk verslag open dag

Inquiry question-
Ik weet hoe ik een persoonlijk verslag moet schrijven van een gebeurtenis.




Slide 4 - Tekstslide

Wat ga jij doen nadat je examen hebt gedaan?
A
ik ga studeren in Nederland
B
ik ga studeren in het buitenland
C
ik neem een tussenjaar
D
ik weet het nog niet

Slide 5 - Quizvraag

Welke studie wil je gaan doen en in welke stad?

Slide 6 - Open vraag

studeren in Nederland

Slide 7 - Woordweb

Opdracht bezoek open dag universiteit of hogeschool 

Je gaat een open dag van een universiteit of hogeschool bezoeken in de komende tijd. Welke studierichting vind je interessant? Welke universiteit of hogeschool? In welke stad?
Bekijk de site https://www.studiekeuze123.nl/ en lees wanneer de open dagen zijn ( vooral in de maanden jan. febr. en maart)

Slide 8 - Tekstslide

tussenjaar
https://go-europe.nl/
vrijwilligerswerk
studie of stage
vakantiewerk
reizen
schrijf een persoonlijk verslag over deze keuze en wat je gaat doen tijdens jouw tussenjaar

Slide 9 - Tekstslide

Schrijven: een persoonlijk verslag schrijven 


  • een tekst waarin je jouw bezoek aan een open dag op een universiteit of hogeschool beschrijft 
  • je vertelt de lezer alles wat hij moet weten
  • gebruik de 5W+H-vragen om te zorgen dat je niets vergeet!
  • Wie, wat, waarom, wanneer, waar en hoe
  • 350-400 woorden

Slide 11 - Tekstslide

Schrijven: een persoonlijk verslag schrijven 
  • Titel
  • Inleiding-schrijf in het kort waarover je verslag gaat
  • Middenstuk-verdeel de informatie in alinea's. Vertel de gebeurtenissen in de volgorde waarin ze gebeurd zijn (chronologisch). Geef je eigen mening. Gebruik signaalwoorden: eerst, daarna, vervolgens, toen, dan, verder, ten slotte.
  • Slot= korte samenvatting
  • Deadline: donderdag 6 maart inleveren via MB


Slide 12 - Tekstslide

task 20 min
1 Schrijf je in voor een open dag. Maak een account aan: https://www.studiekeuze123.nl/registreren
Hierin kun je gemakkelijk opleidingen vergelijken.
2 Je schrijft een verslag van je bezoek aan de open dag. Lees de lijst met handige vragen: https://www.studiekeuze123.nl/slimme-vragen
3 Beantwoord tenminste drie vragen in je verslag.

Slide 13 - Tekstslide

Welke open dag ga je bezoeken/waar/wanneer?

Slide 14 - Open vraag

herhaling grammatica
video
Relative pronoun-betrekkelijk voornaamwoord
die, deze, dat, waar (+voorzetsel)
MAAK AANTEKENINGEN

Slide 15 - Tekstslide

Vul het juiste relative pronoun in:
De vrouw ....... daar staat, is mijn moeder.
A
wie
B
die
C
dat

Slide 16 - Quizvraag

Vul het juiste woord in:

Het meisje ..... huilt, is gevallen
A
dat
B
die
C
wat
D
waarin

Slide 17 - Quizvraag

De vaas ...... bloemen staan, is van mijn oma geweest.
A
waarmee
B
die
C
wat
D
waarin

Slide 18 - Quizvraag

Het glas ...... je drinkt is niet gewassen
A
wat
B
waaruit
C
waarmee
D
die

Slide 19 - Quizvraag

Kees heeft een studie gekozen. Hij wordt er gelukkig van.
Welke hoofd/bijzin is goed?
A
Kees heeft een studie gekozen waardoor hij gelukkig wordt
B
Kees heeft een studie gekozen daardoor hij gelukkig wordt
C
Kees heeft een studie gekozen die hem gelukkig maakt

Slide 20 - Quizvraag

welk woord is het relative pronoun?

Alles wat hij wil, is een beetje rust aan zijn hoofd.
A
alles
B
is
C
wat
D
aan

Slide 21 - Quizvraag

In welke zin staat een betrekkelijk voornaamwoord?
A
Wie gaat er mee naar het zwembad?
B
Dit cadeau is voor jou.
C
Het cadeau dat ik heb gekregen, vind ik erg mooi.
D
Ik heb niets gekregen voor mijn verjaardag.

Slide 22 - Quizvraag

Het betrekkelijk voornaamwoord (relative pronoun) heeft betrekking (relates) op een woord dat eerder gezegd is in de zin.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

task
Maak de oefeningen op het kopie. Schrijf je naam op. Lever het in als je klaar bent. 
Klaar? Ga verder op de volgende slide

Slide 24 - Tekstslide

woordenlijst studentenleven

Slide 25 - Tekstslide