5. Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Woordsoorten: 
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Blz. 206
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Woordsoorten: 
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Blz. 206

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel

Grammatica woordsoorten : 


- Je weet wat een persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord is.


- Je kunt het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord in een zin benoemen.
 
     

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

De tandarts is vandaag afwezig,  want                 is ziek.                 
Nina vindt John leuk. Ze is verliefd op 
Wanneer gaan                     verhuizen?
Hoeveel boterhammen eet                   per dag? 
hij
je
ik
hem
zij

Slide 6 - Sleepvraag

Welke pers vnw?
Jullie moeten hem deze vraag stellen.

Slide 7 - Open vraag

Welke pers vnw?
Kunt u me morgen naar de bioscoop brengen?

Slide 8 - Open vraag

Welke pers vnw?
Jullie moeten hem deze vraag stellen.

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Welke bez. vnw?
Mijn telefoon is zoek.

Slide 12 - Open vraag

Welke bez. vnw?
Heb jij mijn tas meegenomen ?

Slide 13 - Open vraag

Welke bez. vnw?
Smaakt jouw kroket ook zo vies?

Slide 14 - Open vraag

Komen jullie ook naar de kampioenswedstrijd kijken?

'jullie' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 15 - Quizvraag

Jullie paspoorten zijn niet meer geldig.

'Jullie' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 16 - Quizvraag

Deze glutenvrije spaghetti is speciaal voor mij gemaakt.

'mij' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 17 - Quizvraag

Aan het werk
Opdracht 2, 3, 4

Klaar? Maak opdracht 5

Slide 18 - Tekstslide