YV5-TH2-BS4

Thema 2
Bs 4: Vorming van gedrag
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Thema 2
Bs 4: Vorming van gedrag

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je kunt toelichten dat gedrag deels erfelijk bepaald is.
- Je kunt de dynamische relatie beschrijven tussen een organisme en zijn omgeving.

Slide 2 - Tekstslide

Verdeling gedrag

Slide 3 - Tekstslide

Reflex
  • Simpelste vorm van gedrag
  • Een plotselinge prikkel die een automatische, onwillekeurige en steeds dezelfde reactie uitlokt.
  • Aangeboren, niet
   aangeleerd

Slide 4 - Tekstslide

Vaste gedragsketens / gedragssystemen
  • alle individuen van een bepaalde soort vertonen in dezelfde situatie hetzelfde gedrag op dezelfde manier. Ritueel gedrag

Nestbouw, om voedsel bedelende meeuwen, zuigreflex babies, eirollen gans
  • Veroorzaakt door een sleutelprikkel.
  • Supernormale stimulus 

Aangeboren gedrag

Slide 5 - Tekstslide

Aangeboren (erfelijk)
Aangeleerd
organisme met korte levensduur
organisme met lange levensduur
gedrag nodig voor overleving jong dier
organisme in een veel veranderende omgeving
Baltsgedrag solitaire dieren

Slide 6 - Sleepvraag

Slide 7 - Video

Bedenk goed dat deze prikkels continu veranderen en een dier daar dus op reageert. Let ook goed op de rode pijl die de terugkoppeling laat zien van het effect (het gedrag) en de prikkels. Vaak zal gedrag een prikkel veranderen of bijvoorbeeld laten verdwijnen.

Slide 8 - Tekstslide

Omschrijf motivatie in je eigen woorden

Slide 9 - Open vraag

Motivatie is de combinatie van externe en interne prikkels
De interne prikkel is hier laag (geen hongergevoel), maar de externe prikkel is hoog (erg lekker eten). Dit levert samen voldoende motivatie op om het ijsje te eten
Hier zou je onvoldoende motivatie hebben. Zowel de interne als externe prikkel zijn laag
Als de interne prikkel hoog genoeg is dan is er maar een lage externe prikkel nodig om voldoende motivatie te hebben om te eten

Slide 10 - Tekstslide

Periodieke invloeden
Regelmatig terugkerende schommelingen van prikkelsterkten in het interne of externe milieu

Gedragspatronen met regelmatige tussenpozen:
-Circadiaan (dag)ritme: +- 24 h
-Getijde ritme: 2x per dag
-Circannuaal ritme: +- per jaar

Slide 11 - Tekstslide

Regulatie van ritmes
  • Exogeen (uitwendig)
-Licht
-Temperatuur
-Etc.
  • Endogeen (inwendig)
-Biologische klok
Biologische klok synchroniseert met uitwendige prikkel: zeitgeber

Slide 12 - Tekstslide

Is een groot namaak-ei buiten het nest een supranormale prikkel voor het inrol-gedrag?
En is een normaal ei buiten het nest een supranormale prikkel voor het inrol-gedrag?
A
alleen een groot namaak-ei buiten het nest
B
alleen een normaal ei buiten het nest
C
zowel een groot namaak-ei als een normaal ei buiten het nest

Slide 13 - Quizvraag

Spreeuwenjongen die pas uit het ei gekomen zijn, hebben hun ogen nog dicht.
Wanneer een ouder op het nest landt, sperren ze onmiddellijk hun bek open.

Wat is de uitwendige prikkel voor dit gedrag van de spreeuwenjongen?
A
honger
B
het bewegen van het nest
C
het ruiken van een worm
D
het zien van hun ouder

Slide 14 - Quizvraag

Baris doet een experiment met een muis in een doolhof. De muis heeft een dag niet gegeten en wordt voor de ingang van de doolhof gezet. Middenin ligt een voedselbrokje. De muis loopt de doolhof in en doet er tien minuten over om het voedselbrokje te vinden. Baris voorspelt, dat de muis de juiste weg naar het voedsel zal leren, als hij vaker door de doolhof loopt. Gedurende enkele uren zet hij de muis om het kwartier bij de ingang. Hij noteert steeds de tijd die de muis nodig heeft om een voedselbrokje te vinden. Na enkele uren loopt de muis niet meer de doolhof in, als hij bij de ingang wordt gezet. Noem de inwendige prikkel die dan ontbreekt om de doolhof in te gaan.

Slide 15 - Open vraag

Maxime en Zolikha kiezen één bepaalde chinchilla uit en noteren vijf minuten lang, elke vijf seconden, welk gedrag dit dier vertoont. Hun resultaten staan in tabel 2.
Hoe wordt tabel 2 genoemd?
A
Ethogram
B
Protocol
C
Frequentiediagram
D
Sequentiediagram

Slide 16 - Quizvraag

Vragen uit het boek
43, 46, 48, 49

Slide 17 - Tekstslide