Thema 2 - Test
Noem een voorbeeld van een zintuig:
1 / 41
Onderdelen in deze les
Noem een voorbeeld van een zintuig:
Slide 1 - Open vraag
Wat gaat sneller, de kleuren van de kruisjes of de kleuren van de woorden opnoemen?
A
De kleuren van de kruisjes
B
De kleuren van de woorden
Slide 2 - Quizvraag
Je zintuigen zetten prikkels om in...?
A
Kader
B
Motivatie
C
Impulsen
D
Reflexen
Slide 3 - Quizvraag
Wanneer en waar heb jij voor het laatst een reflex gehad?
Slide 4 - Open vraag
Wanneer je een lekkere hamburger ziet is dat een...
A
Inwendige prikkel
B
Uitwendige prikkel
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de prikkel voor het oog?
Slide 6 - Open vraag
Harde oogvlies
Netvlies
Vaatvlies
Vangt lichtprikkels op
beschermt alles wat binnenin het oog zit
Hierin zitten de bloedvaatjes die stoffen vervoeren die het oog nodig heeft
Q
R
S
Slide 7 - Sleepvraag
Hoe heet het gekleurde gedeelte in ons oog ?
Slide 8 - Open vraag
Kegeltjes nemen 3 soorten kleur waar.
A
Groen, geel en rood
B
Groen, blauw en rood
C
Blauw, geel en rood
D
Rood, groen en geel
Slide 9 - Quizvraag
Op de gele vlek...
A
Zijn geen zintuigcellen
B
Zijn de meeste prikkels
C
Zijn de meeste zintuigcellen
D
Zijn de meeste zenuwen
Slide 10 - Quizvraag
Het vaatvlies zorgt voor :
A
traanvocht
B
voeding voor je oog
C
zuurstof voor je oog
D
stevigheid
Slide 11 - Quizvraag
het netvlies van een oog zit
A
aan de voorkant van het oog
B
in het midden van het oog
C
aan de binnenkant aan de achterkant van het oog
D
loopt van het oog naar de hersenen
Slide 12 - Quizvraag
Harde oogvlies
Netvlies
Vaatvlies
Vangt lichtprikkels op
beschermt alles wat binnenin het oog zit
Hierin zitten de bloedvaatjes die stoffen vervoeren die het oog nodig heeft
Slide 13 - Sleepvraag
Welk onderdeel van het oog zorgt voor de hoeveelheid lichtinval in het oog?
A
Netvlies
B
Pupil
C
Hoornvlies
D
Lens
Slide 14 - Quizvraag
Een lichtstraal valt op het oog.
Zet de onderstaande onderdelen van het oog, waar deze lichtstraal achtereenvolgens doorheen gaat, in de juiste volgorde: je kunt ze naar de juiste plaats slepen.
Zet de onderstaande onderdelen van het oog, waar deze lichtstraal achtereenvolgens doorheen gaat, in de juiste volgorde: je kunt ze naar de juiste plaats slepen.
Lens
Hoornvlies
Glasachtig lichaam
Netvlies
Pupil
Slide 15 - Sleepvraag
Hoe zie je het licht van de zon?
A
Oranje licht
B
Rood licht
C
Wit licht
D
Geel licht
Slide 16 - Quizvraag
UV licht is?
A
Zichtbaar licht
B
Rood licht
C
Warmte straling
D
Onzichtbare straling
Slide 17 - Quizvraag
Wat is wit licht?
A
Heel licht geel licht
B
Alle kleuren bij elkaar
C
Blauw en groen licht
D
Gewoon wit
Slide 18 - Quizvraag
Zwarte voorwerpen
A
weerkaatsen nauwelijks licht.
B
absorberen geen licht.
C
weerkaatsen bijna al het licht.
Slide 19 - Quizvraag
UV staat voor ?
A
Uitmuntend licht
B
Ultra licht
C
Ultra violet
D
Uitsluitend Violet
Slide 20 - Quizvraag
Wanneer zie je een voorwerp?
A
Als er licht opvalt.
B
Als er licht opvalt en dat voorwerp weerkaatst licht.
C
Als er licht opvalt en dat licht wordt weerkaatst naar je oog.
D
Altijd.
Slide 21 - Quizvraag
Infra rood licht noemt men ook wel ?
A
Koude straling
B
rood straling
C
Warmte straling
D
Afstand bedieningen licht
Slide 22 - Quizvraag
een bolle lens is
A
positieve lens
B
negatieve lens
C
neutrale lens
D
geen lens
Slide 23 - Quizvraag
Welke lens is dit ?
A
Holle lens
B
Bolle lens
Slide 24 - Quizvraag
In onze oog zit een
A
bolle lens
B
holle lens
Slide 25 - Quizvraag
Het oor bestaat uit 3 delen. Welk deel hoort er NIET bij.
A
Middenoor
B
Binnenoor
C
Uitwendig oor
D
Buitenoor
Slide 26 - Quizvraag
Welke onderdeel heeft de volgende functie:
geluidstrillingen doorgeven aan gehoorbeentjes
geluidstrillingen doorgeven aan gehoorbeentjes
A
Trommelvlies
B
Slakkenhuis
C
Gehoorzenuw
D
Oorschelp
Slide 27 - Quizvraag
Wat is de eenheid van de afstand
A
Seconde
B
Hertz
C
Meter
D
Meter per seconde
Slide 28 - Quizvraag
Wat is de eenheid van frequentie?
A
Decibel
B
Hertz
C
f
D
Meter per seconde
Slide 29 - Quizvraag
Een hoge toon heeft...
A
Veel trillingen per seconde
B
Weinig trillingen per seconde
C
Een hoge amplitude
D
Een lage amplitude
Slide 30 - Quizvraag
Een harde toon heeft...
A
Veel trillingen per seconde
B
Weinig trillingen per seconde
C
Een hoge amplitude
D
Een lage amplitude
Slide 31 - Quizvraag
Een zachte toon heeft...
A
Veel trillingen per seconde
B
Weinig trillingen per seconde
C
Een hoge amplitude
D
Een lage amplitude
Slide 32 - Quizvraag
Een lage toon heeft...
A
Veel trillingen per seconde
B
Weinig trillingen per seconde
C
Een hoge amplitude
D
Een lage amplitude
Slide 33 - Quizvraag
Of je gehoorschade oploopt hangt af van...
A
Hoe hard een geluid is
B
Hoe ver je van een geluid af staat.
C
Hoe oud je bent
D
Hoelang je aan een geluid wordt blootgesteld
Slide 34 - Quizvraag
het geluidopvangende deel van het oor is het:
A
buiten oor
B
midden oor
C
binnen oor
D
oorschelp
Slide 35 - Quizvraag
Uit welke 3 onderdelen bestaat het oor?
A
Buitenoor, middelste oor, binnenkant
B
Buitenoor, middenoor, binnenoor
Slide 36 - Quizvraag
De ... komen terecht in het oor van de ander.
A
trillingen
B
lucht
C
stem
D
oor
Slide 37 - Quizvraag
Wat is de juiste volgorde van hoe het geluid/trilling gaat in het oor?
A
Oor → geluidstrilling → hersenen
B
Geluidstrilling → oor → impuls → via gehoorzenuw → hersenen
C
Oor → geluidstrilling → via gehoorzenuw → hersenen
D
Geluidstrilling → impuls → oor → via gehoorzenuw → hersenen
Slide 38 - Quizvraag
De Buis van Eustachius verbindt
A
oor en keel
B
keel en neus
C
neus en mond
D
mond en oor
Slide 39 - Quizvraag
A
Gehoorbeentjes
B
Slakkenhuis
C
Trommelvlies
D
Buis van Eustachius
Slide 40 - Quizvraag
Zet het onderdeel van je oor bij het juiste nummer:
3
4
10
2
7
11
oorschelp
trommelvlies
slakkenhuis
gehoorbeentjes
gehoorzenuw
gehoorgang
