Klas 2D versie 2 gymn Montag, den 28. März 2022

Montag, den 28. März 2022
  • Willkommen
  • Nachsehen Hausaufgaben
  • Ziele dieser Unterrichtsstunde
  • Wörterlisten A und B
  • Aussprache: Wiederholung
  • Uhrzeiten: Wie spät ist es?
  • Sprechen: Stundenplan
  • Grammatik: Wiederholung
  • Hausaufgaben 
  • Zum Schluss
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Montag, den 28. März 2022
  • Willkommen
  • Nachsehen Hausaufgaben
  • Ziele dieser Unterrichtsstunde
  • Wörterlisten A und B
  • Aussprache: Wiederholung
  • Uhrzeiten: Wie spät ist es?
  • Sprechen: Stundenplan
  • Grammatik: Wiederholung
  • Hausaufgaben 
  • Zum Schluss

Slide 1 - Tekstslide

Nachsehen Hausaufgaben:
Aufgabe 11.1 (bron 11)
Aufgabe 17.1 (bron 17)
Aufgabe 18.1 Seite 79
Aufgabe 14.4 Seite 74

Slide 2 - Tekstslide

Ziele dieser Unterrichtsstunde:
  • Je weet hoe je klinkers en een aantal medeklinkers in het Duits uitspreekt.
  • Je kunt zeggen hoe laat het is in het Duits.
  • Je kunt een gesprek voeren over je lesrooster.
  • Je kunt een e-mail schrijven.

Slide 3 - Tekstslide

Wörterlisten A und B
Übersetzen

Slide 4 - Tekstslide

Aussprache
Wiederholung:
a ä /  o ö / u ü 
i/ei/eu/au/äu
z/s/ss/ß
sch /sp/st
ch

Slide 5 - Tekstslide

Wie spät ist es?
Es ist .......

Slide 6 - Tekstslide

Sprechen und Stundenplan:
Seite 76

  • Vul onafhankelijk van je buurman/-vrouw Stundenplan B in.
  • Partner A moet ontdekken wat de ontbrekende vakken zijn.
  • Oefen het gesprek.
  • Ruil daarna van rol.
timer
1:00

Slide 7 - Tekstslide

Grammatik: Wiederholung
  1. der Raum mv
  2. die Aufgabe mv
  3. das Kompliment mv
  4. die Tafel mv
  5. er .... sprechen
  6. du .... gehen
  7. ihr ..... lesen
  8. es .... finden
  9. sie (enkelvoud) .... nehmen
  10. Fransis ..... schwimmen
  11. ons/onze ...... Eltern
  12. jouw ...... Training
  13. jullie ....... Oma
  1. wir .... tragen
  2. das Auto ..... stoßen
  3. So etwas .... lassen er
  4. der Lehrer ..... laufen
  5. ich ..... fahren
  6. mein Hund ..... riechen
  7. ich ..... werden
  8. du ...... haben
  9. ihr ...... sein
  10. du ...... werden
  11. er ...... haben
  12. mijn ...... Fußballschuh
  13. uw ..... Team
  14. zijn ..... Mannschaft

Slide 8 - Tekstslide

Hausaufgaben: 
Lernen: Plauderecke A+B Seite 68 TB
Lernen: Wörterliste A+B Seite 76-77
Lernen: Grammatik A+B +C Seiten 75-76  + aantekeningen (in stam e en in stam a + aantekeningen der-Gruppe)

Machen:




Plauderecke B Aufgabe 15.1 15.2 Seite 75

Slide 9 - Tekstslide

Grammatik: der-groep
der-groep bestaat uit: 
  • der die das die (bepaalde lidwoorden)
  • dies-            - deze/dit
  • jed-              - ieder/elk
  • manch-      - menig-/sommige
  • all-                - alle
  • solch-         - zulk/zo’n
  • welch-        - welk

Slide 10 - Tekstslide

Grammatik: der-groep
dies- , jed-, manch-, all-, solch- en welch-
-> willen lijken op de lidwoorden: der die das die

1e stap: Wat is het lidwoord?

Zie schema

Slide 11 - Tekstslide

Vervoegen sterke werkwoorden o.t.t.:
TB Seite 75 sterke werkwoorden met e in stam

Bij sterke werkwoorden met een e in de stam verandert de stam bij de volgende persoonlijke vnw:
  • du/er/sie/es/man -> i   of   ie  
  • è uitspraak -> i
  • ee uitspraak -> ie

Slide 12 - Tekstslide

Aandachtspunten:
Sterke werkwoorden met e in stam:
  1. gehen, stehen en bewegen -> geen i/ie wissel
  2. geben -> geen ie => i
  3. nehmen -> bij du/er/sie/es/man: h wordt m 
  4. nehmen -> geen ie => dus du nimmst/ er/sie/es/man nimmt
  5. treten -> geen ie => i
  6. treten -> bij du er/sie/es/man: uitgang anders dan bij werkwoorden met stam op d of t   
       du trittst    dus niet => tritest
       er/sie/es/man tritt   dus niet => tritet

Slide 13 - Tekstslide

Sterke werkwoorden met a in stam
Bij sterke werkwoorden met een a in de stam verandert de stam bij de volgende persoonlijke vnw:    -> du/er/sie/es/man -> ä

Aandachtspunten:
  • bij laufen en stoßen geldt dezelfde regels als hierboven
  • bij du er/sie/es/man: uitgang anders dan bij werkwoorden met stam op
       d of t   
       du hältst                   er/sie/es/man hält

Slide 14 - Tekstslide