Thema Ecologie oefentoetsje

Thema Ecologie oefentoetsje
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

Thema Ecologie oefentoetsje

Slide 1 - Tekstslide

Hoe kunnen dieren zich aanpassen als er iets veranderd?
A
Ze passen zich aan aan het milieu.
B
Ze gaan op een andere plek wonen
C
Ze gaan andere prooien eten
D
Ze drinken alleen nog water.

Slide 2 - Quizvraag

Wat is ecologie?
A
Het deel van biologie dat de opbouw van organismen onderzoekt.
B
Het deel van biologie dat gaat over voortplanting.
C
Het deel van de biologie dat relaties tussen organismen en hun milieu onderzoekt.
D
Het deel van biologie dat gedrag onderzoekt

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een aanpassing van dieren aan hun omgeving?
A
Een giraffe heeft lange poten om snel te kunnen rennen.
B
Een leeuw heeft grote oren om beter te kunnen horen.
C
Een ijsbeer heeft een dikke vacht om warm te blijven.
D
Een vogel heeft veren om te kunnen zwemmen.

Slide 4 - Quizvraag

Welke zin over voedselketens is juist?
A
Elk organisme in een voedselketen heet een schakel.
B
Elk organisme in een voedselketen is een planteneter of een vleeseter.
C
Elk organisme in een voedselketen kan afbreken.

Slide 5 - Quizvraag

Wat bestudeert ecologie?
A
Het milieu
B
Organismen
C
De relatie tussen het milieu en organismen.
D
Het effect van organismen op het milieu.

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn biotische factoren?
A
Invloeden afkomstig van de mens
B
invloeden afkomstig van het milieu
C
Invloeden afkomstig van dieren
D
Invloeden afkomstig van de levende natuur

Slide 7 - Quizvraag


Een aantal voedselketens die met elkaar verbonden zijn , noem je:
A
voedselweb
B
schakels
C
piramide van aantallen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is geen abiotische factor?
A
Licht
B
Warmte
C
Bodem
D
Voedsel

Slide 9 - Quizvraag

Grond is een abiotische factor die bestaat uit andere abiotische factoren
A
waar
B
niet waar
C
weet ik niet

Slide 10 - Quizvraag

Zie je hier 1
of meer voedselketens?
A
Één voedselketen
B
Meerdere voedselketens

Slide 11 - Quizvraag

Welke bewering over voedselketens is juist?
A
Een voedselketen bevat wel consumenten, maar geen producenten
B
Een voedselketen eindigt altijd met een reducent
C
Ieder organisme in een voedselketen heet een schakel
D
De pijlen in een voedselketen wijzen van het organisme dat iets eet, in de richting van zijn eten

Slide 12 - Quizvraag

Wat was een abiotische factor?
A
Wind
B
Concurrentie
C
Voedsel
D
Ziekteverwekkers

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel voedselketens tel je?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 14 - Quizvraag

Welke snavel zie je?
A
Kegelsnavel
B
Pincetsnavel
C
Haaksnavel
D
Zeefsnavel

Slide 15 - Quizvraag

Hoe heet deze snavel?
A
kegelsnavel
B
pincet snavel
C
priemsnavel
D
haaksnavel

Slide 16 - Quizvraag

Hoeveel verschillende voedselketens kun je maximaal uit dit voedselweb maken?
A
5
B
8
C
10
D
13

Slide 17 - Quizvraag

Er zijn verschillende manieren waarop dieren warmte kwijt raken.

Welke aanpassing heeft de olifant om af te koelen?
A
Luchtstroom
B
Zomervacht
C
Grote oren
D
Dikke vetlaag

Slide 18 - Quizvraag

ophoping, vaak gebruikt voor een schadelijke stof in voedselketens
A
accumulatie
B
resistentie
C
persistentie
D
vervuiling

Slide 19 - Quizvraag

Wat is geen biotische factor
A
aantal rijpe bananen in het woud
B
aantal gorilla's in het woud
C
aantal chimpansees in het woud
D
de hoeveelheid regen in het woud.

Slide 20 - Quizvraag

Schutkleur van een dier is een aanpassing aan de leefomgeving
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Wat voor snavel zou dit dier hebben?
A
pincetsnavel
B
haaksnavel
C
kegelsnavel
D
zeefsnavel

Slide 22 - Quizvraag

Hoe heet deze snavel?
A
priemsnavel
B
kegelsnavel
C
pincetsnavel

Slide 23 - Quizvraag

Wat voor snavel heeft een scholekster?
A
Pincetsnavel
B
Priemsnavel
C
Haaksnavel
D
Kegelsnavel

Slide 24 - Quizvraag