2hv Formuleren - H4 en H5

H4 woorden die bij elkaar horen, bij elkaar plaatsen
H5 variatie in zinslengte
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H4 woorden die bij elkaar horen, bij elkaar plaatsen
H5 variatie in zinslengte

Slide 1 - Tekstslide

Formuleren en schrijven
maandag 3/4: H4 Woorden die bij elkaar horen, bij elkaar plaatsen
woensdag 5/4: H5 Variatie in zinslengte
donderdag 6/4: H6 Verbanden tussen zinnen

Slide 2 - Tekstslide

Welke zin vind je beter, a of b?
a. Als hij straks naar klas 3 gaat, hoopt Rob dat hij bij Mark in de klas komt.
b. Rob hoopt dat hij bij Mark in de klas komt, als hij straks naar klas 3 gaat.

Slide 3 - Tekstslide

welke van de zinnen a,b en c vind jij het duidelijkst?
a Al het zakgeld dat ik dit hele jaar heb opgespaard, geef ik uit aan vuurwerk.
b Al mijn dit hele jaar opgespaarde zakgeld geef ik uit aan vuurwerk.
c Ik heb dit hele jaar al mijn zakgeld opgespaard en dat geef ik uit aan vuurwerk.

Slide 4 - Tekstslide

Kijk mee 
naar de 
video-uitleg

Slide 5 - Tekstslide

Vijf tips!
  1. Zet geen lange bijvoeglijke bepaling voor een zelfstandig naamwoord.
  2. Zet het onderwerp en het gezegde zo dicht mogelijk bij elkaar. Gebruik in lange zinnen dus liever maar  en want dan omdat en hoewel, want na want en maar staan onderwerp en persoonsvorm naast elkaar.
  3. Zet de andere werkwoorden van het gezegde dicht bij de persoonsvorm.
  4. Zet bijzinnen die een voorwaarde aangeven, bij het zinsdeel waar ze bij horen.
  5. Splits scheidbare werkwoorden niet als dat niet nodig is.

Slide 6 - Tekstslide

Verbeter de zin: zet woorden bij elkaar die bij elkaar horen.

1. Als Yildiz zeventien wordt, denkt ze dat haar ouders haar rijlessen betalen.

Slide 7 - Open vraag

Verbeter de zin: zet woorden bij elkaar die bij elkaar horen.

2. Zondagmiddag zal de huldiging van Feyenoord, dat na zes jaar
eindelijk weer eens kampioen van Nederland werd, op de Coolsingel plaatsvinden.

Slide 8 - Open vraag

Formuleren H4 en 5
Lesdoelen: 
Ik kan zinnen maken waarin woorden die bij elkaar horen, bij elkaar staan 
en 
ik kan mijn tekst aantrekkelijker maken door te variëren in zinslengte.

Slide 9 - Tekstslide

Vijf tips!
  1. Zet geen lange bijvoeglijke bepaling voor een zelfstandig naamwoord.
  2. Zet het onderwerp en het gezegde zo dicht mogelijk bij elkaar. Gebruik in lange zinnen dus liever maar  en want dan omdat en hoewel, want na want en maar staan onderwerp en persoonsvorm naast elkaar.
  3. Zet de andere werkwoorden van het gezegde dicht bij de persoonsvorm.
  4. Zet bijzinnen die een voorwaarde aangeven, bij het zinsdeel waar ze bij horen.
  5. Splits scheidbare werkwoorden niet als dat niet nodig is.

Slide 10 - Tekstslide

In Nederland MOET je om een tatoeage te laten zetten 16 jaar en ouder ZIJN.

Slide 11 - Open vraag

  • In Nederland moet je om een tatoeage te laten zetten 16 jaar of ouder zijn.
  • In Nederland moet je 16 jaar of ouder zijn om een tatoeage te laten zetten.
  • Een uitzonderlijk goed betaalde en bij het grote publiek bekende voetballer noem je ook wel een profvoetballer.
  • Een voetballer die uitzonderlijk goed betaald wordt en bij het grote publiek bekend is, noemen we ook wel een profvoetballer.



Slide 12 - Tekstslide


Wat is de tip om de zin te verbeteren?

Deze door de beroemde architect Calatrava ontworpen brug, is zwaar beschadigd.
A
Splits scheidbare werkwoorden niet als dat niet nodig is.
B
Zet de persoonsvorm zo dicht mogelijk bij de andere werkwoorden van het gezegde.
C
Zet geen lange bijvoeglijke bepaling tussen het lidwoord, aanwijzend voornaamwoord of bezittelijk voornaamwoord en het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
D
Zet het onderwerp en het gezegde zo dicht mogelijk bij elkaar.

Slide 13 - Quizvraag


Wat is de tip om de zin te verbeteren?

De jongen die betrapt was op spieken werd nadat de examencommissie zich hierover gebogen had geschorst.
A
Splits scheidbare werkwoorden niet als dat niet nodig is.
B
Zet de persoonsvorm zo dicht mogelijk bij de andere werkwoorden van het gezegde.
C
Zet geen lange bijvoeglijke bepaling tussen het lidwoord, aanwijzend voornaamwoord of bezittelijk voornaamwoord en het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
D
Zet het onderwerp en het gezegde zo dicht mogelijk bij elkaar.

Slide 14 - Quizvraag


Wat is de tip om de zin te verbeteren?

Ik weet niet of ik deze pizza wel helemaal op zou kunnen eten.
A
Splits scheidbare werkwoorden niet als dat niet nodig is.
B
Zet de persoonsvorm zo dicht mogelijk bij de andere werkwoorden van het gezegde.
C
Zet geen lange bijvoeglijke bepaling tussen het lidwoord, aanwijzend voornaamwoord of bezittelijk voornaamwoord en het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
D
Zet het onderwerp en het gezegde zo dicht mogelijk bij elkaar.

Slide 15 - Quizvraag

H5 variatie in zinslengte (p. 160)

Slide 16 - Tekstslide

Tekst 1: Hondje kan toveren

Hondje loopt op straat. Er valt iets naar
beneden. Het is een blad. Een mooi geel blad.
En dan nog één.
Gele blaadjes vallen zomaar op de grond.
Hondje kijkt omhoog. Dat is raar.
Hij plast en er valt een blad.
Hé, denkt Hondje, dat komt door mij.
Van gele plasjes worden de blaadjes geel.
Drie mannen blijven staan. Ze hebben ineens
geen haast meer.
Ze kijken naar de boom en de blaadjes die vallen.
‘Prachtig hè, dat gele blad’, zegt een man.
‘De herfst is begonnen’, zegt de andere man.
Maar Hondje weet niks van de herfst.
Hondje denkt dat hij kan toveren.
Naar: Yvonne Jagtenberg, Hondje de enige echte
  1. Voor welke leeftijd is deze tekst geschreven?
  2. Waaraan zie je dat?
  3. Er zijn achttien zinnen. Bereken het gemiddelde aantal woorden per zin.
  4. Uit hoeveel woorden bestaat de langste zin en uit hoeveel woorden de kortste?
  5. Hoeveel samengestelde zinnen zijn er?

Slide 17 - Tekstslide

Kijk mee 
naar de 
video-uitleg

Slide 18 - Tekstslide

Hoe maak je een tekst gevarieerder?
1. Zinslengte: 
  • Teveel korte (enkelvoudige) zinnen maken een tekst saai. 
  • Lange (samengestelde) zinnen zijn voor een lezer moeilijker te begrijpen. Je maakt sneller een zinsbouwfout in een lange zin.
  • Varieer dus de lengte van de zinnen: door enkelvoudige en samengestelde zinnen af te wisselen. 

Slide 19 - Tekstslide

Variëren in zinslengte
Wissel af tussen enkelvoudige en samengestelde zinnen.

  • Enkelvoudige zin: zonder signaalwoord, 1 persoonsvorm
  • Samengestelde zin: signaalwoorden, meerdere persoonsvormen.

Slide 20 - Tekstslide

Schrijf een goedlopend tekstje van vier zinnen over je laatste wedstrijd of over de toetsweek.

Houd je aan de gegeven zinsopbouw.
- De eerste zin is een enkelvoudige zin in de volgorde: 
ander zinsdeel – pv – ow [APO].
- De tweede en derde zin is een samengestelde zin.
- Het tekstje eindigt met een enkelvoudige zin in de volgorde: 
ow – pv – ander zinsdeel  [OPA]
 

Slide 21 - Tekstslide

Herschrijf de te lange zin hieronder zo, dat hij plezieriger leesbaar is.

Tijdens een groot malariaonderzoek in Mali ontdekten wetenschappers van de Nijmeegse Radboud Universiteit in Nijmegen dat de simpele kleurstof methyleenblauw, die vaak in laboratoria wordt gebruikt, een prima medicijn is tegen malaria, een ziekte waaraan jaarlijks bijna een half miljoen mensen sterven.

Naar: 7Days

Slide 22 - Tekstslide

Er kunnen meerdere antwoorden goed zijn, bijvoorbeeld:

De simpele kleurstof methyleenblauw blijkt een prima medicijn tegen malaria, de ziekte waaraan jaarlijks bijna een half miljoen mensen sterven. Dat ontdekten wetenschappers van de Nijmeegse Radboud Universiteit tijdens een groot malariaonderzoek in Mali. Methyleenblauw wordt vaak in laboratoria gebruikt.


Slide 23 - Tekstslide

Opdrachten
havo
H4: opdracht 1 en 2 (p.128-129)
H5: opdracht 1 t/m 4 (p. 160-161)
vwo
H4: opdracht 2 (p. 129)
H5: opdracht 1, 2 en 3 (p.160-161)
Neem de volgende les je tekstje mee!

Slide 24 - Tekstslide