Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Signaalwoorden Jam 2024
Lesdoel "samenhang"
Samenhang in je tekst kan je krijgen door signaalwoorden te gebruiken.
Ze leggen verband tussen verschillende zinsdelen.
1 / 25
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1,2
In deze les zitten
25 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Lesdoel "samenhang"
Samenhang in je tekst kan je krijgen door signaalwoorden te gebruiken.
Ze leggen verband tussen verschillende zinsdelen.
Slide 1 - Tekstslide
Opsomming
Tegenstelling
Reden, verklaring
Toelichting
Doel-middel
Oorzaak-gevolg
Ten eerste, vervolgens, en, ook
Maar, echter, toch
Omdat, want, aangezien
Bijvoorbeeld, zoals
Daarvoor, zodat, om....te
Doordat, waardoor
Slide 2 - Tekstslide
1. Pieter moest gaan lopen, omdat hij een lekke band kreeg.
2. Elsa had zich verslapen, maar was nog net op tijd voor haar examen.
Slide 3 - Tekstslide
Signaalwoorden kan je verdelen in verschillende categorieën.
Kijk hiervoor op de taalkaart
De belangrijkste:
tijd
opsomming
tegenstelling
oorzaak- gevolg
reden
voorwaarde
Slide 4 - Tekstslide
Ik voer dit onderzoek uit ZODAT ik kan bewijzen dat dit plan niet moet worden uitgevoerd.
A
Tegenstelling
B
Conclusie
C
Oorzaak-gevolg
D
Doel-middel
Slide 5 - Quizvraag
Ik ben vandaag iets later thuis, WANT ik ga eerst nog even boodschappen doen
A
Samenvatting
B
oorzaak
C
Doel-middel
D
Reden/argument
Slide 6 - Quizvraag
VANWEGE het lawinegevaar konden we niet gaan skiën.
A
Oorzaak-gevolg
B
Tegenstelling
C
Toelichting
D
Samenvatting
Slide 7 - Quizvraag
Hij ging op tijd van huis vanmorgen. TOCH mistte hij de trein
A
Oorzaak-gevolg
B
Doel-middel
C
Tegenstelling
D
Conclusie
Slide 8 - Quizvraag
AL MET AL zie ik maar één mogelijkheid, stoppen met roken
A
Conclusie
B
Toelichting
C
Samenvatting
D
Opsomming
Slide 9 - Quizvraag
Het Rode Kruis zoekt dringend vrijwilligers OM aan de groeiende hulpvraag TE kunnen voldoen
A
Oorzaak-gevolg
B
Opsomming
C
Tegenstelling
D
Doel-middel
Slide 10 - Quizvraag
Mijn broertje wil graag een ijsje, een appeltaart, een glas drinken EN een pizza. Hier is sprake van een
A
Tegenstelling
B
Oorzaak-gevolg
C
Opsomming
D
Toelichting
Slide 11 - Quizvraag
Op vakantie lopen mensen vaak ziektes op...……
malaria en het zika-virus.
A
zoals
B
zodat
C
als gevolg van
D
echter
Slide 12 - Quizvraag
Ik wil graag een nieuwe fiets kopen.....
dit kan niet want ik heb geen geld
A
daardoor
B
dus
C
maar
D
toch
Slide 13 - Quizvraag
We zijn nog geen achttien jaar...…
we mogen nog geen alcohol kopen
A
tenzij
B
dus
C
zodat
D
want
Slide 14 - Quizvraag
.....Marit niet had geleerd voor het examen, haalde ze toch een voldoende
A
Tenzij
B
Hoewel
C
Omdat
D
Zodat
Slide 15 - Quizvraag
................... vind ik Amsterdam een
mooie stad en ......... vind ik het een
heel gezellige stad.
A
Ten eerste / verder
B
Daarom / dus
C
Bijvoorbeeld / opdat
D
Evenals / daartoe
Slide 16 - Quizvraag
De boom voor mijn huis is
omgewaaid, ........ het zo hard
heeft gestormd.
A
net zoals
B
doordat
C
nadat
D
en
Slide 17 - Quizvraag
U kunt bij ons een auto huren, ......... u
een geldig rijbewijs hebt
A
wanneer
B
tenzij
C
hoewel
D
mits
Slide 18 - Quizvraag
...... Jan en Kees buren zijn, spreken ze elkaar nooit
A
Voordat
B
Tijdens
C
Hoewel
D
Al met al
Slide 19 - Quizvraag
Welke zin is correct?
A
We hebben al gegeten, bovendien hebben we nog honger.
B
Hij is slim, bovendien is hij heel grappig.
C
Ik heb een nieuwe telefoon, bovendien is hij erg duur.
D
Ze is moe, bovendien gaat ze toch naar de sportschool.
Slide 20 - Quizvraag
Welke zin is correct?
A
Hij is moe, echter wil hij toch sporten.
B
We hebben gewonnen, echter was het een moeilijke wedstrijd.
C
Ik hou niet van vakantie, echter heb ik geen geld.
D
Ze houdt van lezen, echter gaat ze vaak naar de bibliotheek.
Slide 21 - Quizvraag
Welke zin is correct?
A
Hij werkt hard, daardoor haalt hij goede cijfers.
B
We gaan naar de film, daardoor hebben we kaartjes gekocht.
C
Ze is ziek, daardoor gaat ze niet naar school.
D
Ik hou van pizza, daardoor bestel ik vaak.
Slide 22 - Quizvraag
Typ zoveel mogelijk zinnen met signaalwoorden
Slide 23 - Woordweb
lesdoel bereikt?
Je kunt verbanden en signaalwoorden benoemen.
Je kunt deze verbanden en signaalwoorden in veelvoorkomende tekstsoorten aanwijzen en de functie ervan benoemen.
Slide 24 - Tekstslide
Was de uitleg duidelijk?
Wil je nog meer weten?
Maak je opdrachten af volgens je planning
Slide 25 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Oefenen met signaalwoorden
Maart 2021
- Les met
17 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Signaalwoorden
December 2021
- Les met
19 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Oefenen met signaalwoorden
Januari 2023
- Les met
20 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Signaalwoorden
April 2024
- Les met
19 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Oefenen met signaalwoorden
Februari 2024
- Les met
22 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Oefenen met signaalwoorden
Maart 2022
- Les met
25 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Oefenen met signaalwoorden
November 2022
- Les met
27 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Signaalwoorden
Maart 2019
- Les met
17 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1