Milieu herhaling leerstof 1, 2 en 3

Thema 3: Mens en milieu
Week 1: Basisstof 1 en 2
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Thema 3: Mens en milieu
Week 1: Basisstof 1 en 2

Slide 1 - Tekstslide

schoon water, energie, grondstoffen, recreatie, voedsel en frisse lucht (zuurstof)

Slide 2 - Tekstslide

manieren waarop de
mens het milieu
gebruikt

Slide 3 - Woordweb

Leerdoelen deze week
1. Je kunt 6 manieren noemen waarop de mens afhankelijk is van het milieu
2. Je kunt de voornaamste milieuproblemen noemen
3 Wat zijn  de oorzaken van milieuproblemen
4. Wat zijn de gevolgen van deze milieuproblemen
5. Je kunt het verschil uitleggen tussen intensieve veeteelt en biologische veeteelt.
6. Je kunt manieren noemen waardoor de voedselproductie hoger wordt.
7. Weten hoe (biologisch) groente geteeld wordt en hoe de plagen tegen worden gegaan.

Slide 4 - Tekstslide

Invloed van mensen
Mensen veranderen hun milieu.
Hierbij ontstaan soms milieuproblemen:

  1. Vervuiling = toevoegen van stoffen die er niet horen
  2. Uitputting = te veel stoffen uit het milieu halen
  3. Aantasting = natuurgebieden kappen/platbranden voor steden, fabrieken en landbouw

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een goed voorbeeld van vervuiling?
A
De goudmijnen in Zuid-Afrika
B
De uitstoot van fijnstof en CO2 door auto's
C
Het kappen van de bomen in het Amazone gebied

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een goed voorbeeld van uitputting?
A
De goudmijnen in Zuid-Afrika
B
De uitstoot van fijnstof en CO2 door auto's
C
Het kappen van de bomen in het Amazone gebied

Slide 7 - Quizvraag

Oorzaken van de milieuproblemen
  1. Bevolkingsgroei
  2. Manier van leven. Dit bepaald je ecologische voetafdruk
    (= hoeveel ruimte je inneemt op aarde-> hoeveel energie gebruik je hoeveel schoon water hoeveel voedsel gooi je weg, waar komt je voedsel vandaan, hoeveel gif is er nodig geweest voor om jouw voedsel te kweken ...)

Slide 8 - Tekstslide

Ecologische voetafdruk

Slide 9 - Tekstslide

Gevolgen van de milieuproblemen
  1. Klimaatverandering = verandering van weertype
    Bijv. zwaardere stormen, overstromingen, droogte
  2. Zeespiegelstijging = stijging waterniveau in zeeën en oceanen
    Bijv. overstromingen
  3. Veranderingen in biodiversiteit = soorten die in een gebied leven nemen toe of juist af bijv. uitsterven witte neushoorn, toename processierups
  4. Ontbossing = kappen/platbranden bossen voor voedsel, grondstof, wonen. De leefomgeving van dieren veranderd.
    Meer kans op uitsterven van diersoorten

Slide 10 - Tekstslide

Is het toenemen van het aantal mensen op de aarde een oorzaak of een gevolg van de milieuproblemen?
A
Oorzaak
B
Gevolg

Slide 11 - Quizvraag

Ontbossing is een oorzaak van milieuproblemen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Je ecologische voetafdruk kun je verkleinen door korter onder de douche te staan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Waarom verklein je je ecologische voetafdruk wanneer je voedsel uit Nederland koop en niet uit verre landen?

Slide 14 - Open vraag

Milieuproblemen tegengaan
- Duurzaamheid = rekening houdend met het milieu 
Bijv. groene energie ipv grijze energie
- Milieubeleid van de overheid, per land maar ook wereldwijd
- bijv. afval scheiden zodat een deel gerecycled kan worden
of
- altijd je eigen boodschappentas meenemen en geen plastic of paperen zakjes van de winkel aannemen


Slide 15 - Tekstslide

Geef twee voorbeelden van groene energie

Slide 16 - Open vraag

Wat wordt bedoeld met plasticsoep?

Slide 17 - Open vraag

Veeteelt
Levert dierlijk voedsel: melk, vlees, eieren

Twee soorten veeteelt:
1.intensieve veehouderij = bio-industrie
2. biologische veeteelt

Slide 18 - Tekstslide

Intensieve veehouderij (bio-industrie)
  • veel dieren op kleine oppervlakte
  • veel dierlijke mest (uitwerpselen + urine), soms mestoverschot
  • verhogen productie door:
       * veredeling
       * kunstmatige inseminatie
       * genetische modificatie


Slide 19 - Tekstslide

Veredeling
Ouders met goede eigenschappen worden uitgezocht.
De kinderen die daar uitkomen en de beste eigenschappen hebben
worden gebruikt om verder mee te fokken
(in het voorbeeld is dat varken nr. 2).


Slide 20 - Tekstslide

Kunstmatige inseminatie (KI)
sperma mannelijk dier met goede eigenschappen wordt opgevangen en vervolgens ingebracht in de baarmoeder van een vrouwelijk dier.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Genetische modificatie (GM)
Veranderen van erfelijke eigenschappen in het laboratorium
Een organisme waarbij dat gebeurt is noem je transgeen organisme (of GM-organisme)
Genetische modificatie (GM)
Veranderen van erfelijke eigenschappen in een laboratorium.

Een organisme waarbij dat gebeurt is noem je transgeen organisme (of GM-organisme)
Een stukje DNA wordt verwijderd (boven) en vervangen door DNA met gunstigere eigenschappen (onder)

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Intensieve veehouderij (bio-industrie)
  • Voordelen:
  • Hoge opbrengst
  • Lage kosten
  • Goedkoop vlees
  • Nadelen
  • Sneller ziektes
  • Gebruik van veel medicijnen
  • mestoverschot
  • mogelijk veel dierenleed




Slide 25 - Tekstslide

Biologische veeteelt
  • Voordelen:
  • Geen gifstoffen
  • dieren hebben het goed
  • kwalitatief goed vlees
  • Nadelen
  • Minder opbrengsten
  • Minder dieren kun je houden
  • vlees is duurder




Slide 26 - Tekstslide

Vleesvervangers
  • Voordelen:
  • geen dieren nodig
  • Nadelen
  • vrij prijzig, soms duurder dan vlees (bio-industrie)
  • het is niet precies hetzelfde als vlees




Slide 27 - Tekstslide

Erfelijke eigenschappen van dieren kunnen verandert worden. Op welk van onderstaande manieren maak je een transgeen organisme?
A
Genetische modificatie
B
Veredeling
C
Kunstmatige inseminatie

Slide 28 - Quizvraag

Akker- en tuinbouw
  • Voordelen:
  • Hoge opbrengst
  • Lage kosten
  • Goedkope groente en fruit
  • Nadelen
  • Gebruik van gif (insecticide en herbiciden)
  • Accumulatie van het gif in de voedselketen
  • Insecten raken resistent tegen het gif
  • Gebruik van kunstmest
  • monocultuur is dieronvriendelijk  weinig dieren kunnen hier overleven

Slide 29 - Tekstslide

Resistentie tegen gif
Resistentie tegen gif => ongevoelig worden voor het gif.

Je hebt steeds meer gif of steeds sterker gif nodig om de plaagdieren of onkruid te doden

De dieren en het onkruid wat overleefd, krijgen kinderen die ook goed tegen het gif kunnen.

Slide 30 - Tekstslide

Accumulatie van gif in de voedselketen
  • Accumulatie = het ophopen van het gif in de voedselketen
  • Gif wordt niet afgebroken en dus wordt het doorgegeven in de voedselketen.
  • Aangezien 1 lieveheerbeestje 150 bladluizen per dag eet, heeft een lieveheersbeestje na 10 dagen 1500x meer gif in zijn lichaam dan 1 bladluis.
  • Aangezien een koolmees 100 lieveheersbeestjes eet per dag=> veel gif in de koolmees. Koolmezen hebben ook weer vijanden ==> accumatie van gif 

Slide 31 - Tekstslide

Biologische plantenteelt
  • Voordelen:
  • Geen gifstoffen
  • Geen kunstmest
  • Milieuvriendelijk en gezond
  • Nadelen
  • Minder opbrengsten
  • Wisselteelt nodig
  • Arbeidsintensief
  • biologische groente is duurder




Slide 32 - Tekstslide

Biologische plantenteelt en plagen voorkomen
  • Voorkomen door:
  • Inzet vijanden van de...
  • Inzet van lokmiddelen voor...
  • wisselteelt




Slide 33 - Tekstslide

Hoe wordt een stuk landbouwgrond genoemd waar ieder jaar een ander gewas(groente) op staat?
A
wisselteelt
B
kunstmest
C
accumulatie
D
monocultuur

Slide 34 - Quizvraag

Hoe wordt het proces genoemd waar plaagdieren steeds beter tegen gif kunnen?
A
accumulatie
B
resistentie
C
genetische modificatie
D
monocultuur

Slide 35 - Quizvraag

Hoe wordt het proces genoemd waar de hoeveelheid gif in de voedselketen toeneemt?
A
accumulatie
B
resistentie
C
genetische modificatie
D
monocultuur

Slide 36 - Quizvraag

Hoe wordt een groot stuk landbouw- grond genoemd waar maar één soort gewas(groente) op staat?
A
wisselteelt
B
kunstmest
C
genetische modificatie
D
monocultuur

Slide 37 - Quizvraag

Schrijf 1 ding op dat je nog lastig vindt.

Slide 38 - Open vraag

Was het nu makkelijker om op te letten tijdens de uitleg, omdat je steeds tussendoor op je tablet/laptop mee moest doen om vragen te beantwoorden?
A
B
C
D

Slide 39 - Quizvraag

Heb je nog tips voor mij?

Slide 40 - Open vraag

Slide 41 - Tekstslide