Formuleren H1 en 2 2N

Welkom
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
- je leert hoe je kunt variëren in woordgebruik in je teksten.
- je leert hoe je kunt variëren in zinsopbouw in je teksten.

Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma
- Welkom en introductie (5 min)
- Lezen (10 min)
- Terugblik en huiswerk (10 min)
- Uitleg (woordgebruik) en schrijfopdracht (10 min)
- Uitleg (zinsopbouw) (5 min)
- Zelfstandig werken (20 min)
- Afsluiting en vooruitblik (5 min)

Slide 3 - Tekstslide

Lezen
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik
Spelling
Leestekens
Leenwoorden

Slide 5 - Tekstslide

Als je hier de hoek om gaat kom je bij de bushalte.
a. deze zin klopt helemaal (twee vingers)
b. deze zin klopt niet (drie vingers)

Slide 6 - Tekstslide

Na een dubbele punt volgt een
a. verklaring/uitleg (twee vingers)
b. opsomming (drie vingers)
c. citaat (vier vingers)
d. a, b en c zijn goed (vijf vingers)

Slide 7 - Tekstslide

 Waar of niet waar?

Als het rechterdeel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, plaats je een koppelteken.

(Waar = hand omhoog)

Slide 8 - Tekstslide

Waar of niet waar
Een Frans woord dat gebruikelijk is geworden in het Nederlands verliest zijn accenttekens, maar de accenten op de e blijven behouden als het nodig is voor de uitspraak.  

(Waar = hand omhoog)

Slide 9 - Tekstslide

Huiswerk
Lees theorie op blz. 34 en maak opdracht 1, 2 en 3 blz. 35 
 
Lees theorie op blz. 64 en maak opdracht 1, 2, en blz. 65

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 1
1 Als je de stof begrijpt (, komma tussen twee pv’s) zal het zeker lukken (. einde zin) 
2 De concertkaartjes waren populair (: verklaring volgt erna) er stonden lange rijen voor de kassa. 
3 Jozua bracht de lege flessen naar de glasbak (, komma voor een verbindingswoord) omdat zijn moeder het vriendelijk vroeg. 
4 Morgenochtend om 8 uur heeft Alex rijexamen (; de zinnen hangen sterk samen) hij moet dus vroeg opstaan. 
5 De goudvissen dreven voor dood in de kom (: de verklaring volgt erna) ze hadden al dagen geen voer gehad. 
6 De vriend van Carry studeert criminologie (; de zinnen hangen sterk samen) hij hoopt volgend jaar af te studeren. 

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 2
1 Na schooltijd kan Bram doen wat hij graag wil: voetballen met zijn vrienden en daarna gamen. 
2 De heer Van Bergen woont vlak bij zijn werk, maar hij pakt altijd de auto. 
3 Zou je dit verslag vrijdag aanstaande willen inleveren bij Anja de Graeff? 
4 Dat je je kamer nog steeds niet opgeruimd hebt, is ronduit schandalig. 
5 De Franse delicatessenwinkel verkoopt de volgende producten: olijfolie, stokbrood, paté en droge worsten. 
6 Nog altijd is de buurtwinkel populair: hij biedt producten aan voor een lage prijs. 

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 3
1 baby’tje  kettinkje. 
2  fascinerend  conflict 
3 ethiek  neiging 
4 roddelen  amicale 
5  experiment  ruïneerde 
6  Engelse documentaire 

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 1
1/2 a stagiair (Frans) lay-out (Engels). 
b  make-up (Engels)  etui (Frans). 
c  jus d’orange (Frans)  dressoir (Frans)! 
d  niveau (Frans) faillissement (Frans) 
e  airbags (Engels)  airco (Engels). 
f  guillotine (Frans). 

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 2
1. crème fraîche 
2 première actrice  maillot 
3 diskjockey  baguette 
4 rouge  mascara 
5 bootcamp  skateboard 
6  boxershort 

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 3
1  legendarische quotes. 
2  attractief affiche 
3 applaudisseren capaciteiten
4 repertoire futuristische visie 
5 virtuele sympathiek 
6 onmiddellijk firmament. 

Zorg dat je de spelling van deze woorden goed kent voor de toets!

Slide 16 - Tekstslide

Formuleren 
Variatie in woordgebruik en in je tekst: om je tekst aantrekkelijker te maken.

Slide 17 - Tekstslide

Wat valt op bij deze tekst?
Losgeslagen kalkoenen
Tientallen wilde kalkoenen veroorzaken overlast in de Amerikaanse stad Foxborough. De politie denkt dat iemand de kalkoenen voert, waardoor de kalkoenen aan mensen gewend raken. De gemeente mag de kalkoenen afmaken, maar de politie zegt dat de kalkoenen daarvoor nog niet voldoende gevaar opleveren. Wat er uiteindelijk met de kalkoenen gaat gebeuren, is dus nog niet bekend. Dierenactivisten hopen dat de kalkoenen niet eindigen als Thanksgivingmaaltijd. 

Slide 18 - Tekstslide

Wat doet een verwijswoord
a. een verwijswoord verwijst je naar de volgende tekst (twee vingers)
b. een verwijswoord verwijst naar iets dat eerder in de tekst genoemd is (drie vingers)

Slide 19 - Tekstslide

Een synoniem is
a. een woord dat (ongeveer) hetzelfde betekent als een ander woord (twee vingers)
b. een woord met meerdere betekenissen (drie vingers)

Slide 20 - Tekstslide

Varieer in woordgebruik om te voorkomen dat een tekst saai wordt. 
1. Synoniemen
2. Verwijswoorden

Denk terug aan de tekst over de kalkoenen, welke synoniemen zou je kunnen gebruiken in deze tekst?

Slide 21 - Tekstslide

Schrijfopdracht
Schrijf een korte tekst, bijvoorbeeld over je hobby of sport.
1. Noteer drie woorden die je gaat gebruiken
2. Noteer bij elk woord minimaal twee synoniemen
3. Schrijf de tekst, verwerk de woorden en synoniemen en gebruik twee keer een verwijswoord.

IN STILTE!
timer
5:00

Slide 22 - Tekstslide

Wissel je werk uit
- omcirkel de synoniemen en verwijswoorden
- markeer de woorden die te vaak herhaald worden
- geef het werk weer terug

Slide 23 - Tekstslide

Zijn vriendin vindt hem natuurlijk heel lief.
De zinsopbouw van deze zin is:
a. opa (twee vingers)
b. apo (drie vingers)
c. poa (vier vingers)

Slide 24 - Tekstslide

Variatie in zinsopbouw
O   nderwerp
P   ersoonsvorm 
A   nder zinsdeel

Doe ook eens: APO, POA of PA

Slide 25 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk
Wat: lees theorie op blz. 62 en maak opdracht 1, 2 en 3 (blz. 62/63)
Hoe: individueel, je mag zachtjes overleggen
Klaar: werk verder aan je nieuwsbericht of leer alvast voor de toets

timer
20:00

Slide 26 - Tekstslide

Afsluiting en vooruitblik
Zijn de lesdoelen bereikt:
- je leert hoe je kunt variëren in woordgebruik in je teksten. 
- je leert hoe je kunt variëren in zinsopbouw in je teksten.
Hoe ging het?

Volgende les: oefentoets

Slide 27 - Tekstslide