5.4 Grammar (modal verbs)



5.4 Grammar
BRUP
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les



5.4 Grammar
BRUP

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today
  • This week
  • Homework check
  • 5.3 Reading and Vocabulary
  • Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5.4
5.5
5.6
L
e
z
e
n

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adverbs of Manner

As you could see, all the words we used today ended in -ly.

Een 'Adverb' is een bijwoord. Dat zegt iets over een werkwoord (verb). 


GOUDEN TIP!
'add' betekent toevoegen en 'verb' betekent werkwoord. Een adverb betekent dus eigenlijk 'iets toevoegen aan een werkwoord'

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Some examples
          Verb      Adverb

Slide 8 - Tekstslide

My = Possesive pronoun(bezittelijk voornaamwoord)

Mother = Noun 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regel
Modals zijn hulpwerkwoorden. Ze helpen een ander werkwoord.
can/could/be able to + hele ww   must/have to/should + hele ww

De meeste modals veranderen niet van vorm, sommige wel: 
I am able to..., she is able to..., we are able to...
I have to..., he has to...
        (want to be en to have kun je ook als los ww gebruiken.)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik:
can/ could / be able to

can                              could                                 be able to
  - het kan                   - het zou kunnen          - in staat zijn om
  - alleen in de          - present simple            - alle tijden
  present simple     of past simple                
                                       - beleefder dan can

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

When they were young,
they ... speak several languages.
A
can
B
could
C
is able to
D
were able to

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

... help me with this assignment?
A
Are you able to
B
Can you
C
Could you
D
Were you able to

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik:
must / have to / should

must                                        have to                        should 
  - moet (niet verplicht)   - moet (verplicht)    - zou moeten
   van jezelf                            van een ander           suggestie, advies

- mustn't:                               - don't have to:         - shouldn't:
 echt niet doen!                     hoeft niet                  zou niet moeten

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The museum is free, you ... pay.
A
don't have to
B
have to
C
should
D
shouldn't

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

You ... park your bike there!
It's an emergency exit.
A
don't have to
B
mustn't
C
should
D
shouldn't

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

HOMEWORK CHECK

5.3 Reading
Workbook
Blz. 57
1, 2, 3

Student's book
3 + 6

New homework:

5.4 Grammar
Student's Book: (Blz. 62)
Opdr. 4, 5

Workbook: (Blz. 58)
Opdr. 1, 2, 3, 4, 5

Klaar? Oefenen met Grammar Time op blz. 123 van je Student's Book

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies