Les verbes réguliers + avoir, être & aller

Les verbes réguliers + avoir, être & aller


Conjuge les verbes réguliers -RE, -ER & -IR
Les verbes irréguliers; avoir, être & aller
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3-5

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Les verbes réguliers + avoir, être & aller


Conjuge les verbes réguliers -RE, -ER & -IR
Les verbes irréguliers; avoir, être & aller

Slide 1 - Tekstslide

Tu (penser)
Noteer ook het persoonlijkvoornaamwoord

Slide 2 - Open vraag

Je (finir)

Slide 3 - Open vraag

Nous (regarder)

Slide 4 - Open vraag

Vous (avoir)

Slide 5 - Open vraag

Ils (vendre)

Slide 6 - Open vraag

Je (être)

Slide 7 - Open vraag

Il (rendre)

Slide 8 - Open vraag

Nous (danser)

Slide 9 - Open vraag

Tu (choisir)

Slide 10 - Open vraag

On (avoir)

Slide 11 - Open vraag

vous (finir)

Slide 12 - Open vraag

je (mange)

Slide 13 - Open vraag

Ils (finir)

Slide 14 - Open vraag

on (aller)

Slide 15 - Open vraag

Elles (penser)

Slide 16 - Open vraag

Tu (finir)

Slide 17 - Open vraag

Nous (vendre)

Slide 18 - Open vraag

Vous (attendre)

Slide 19 - Open vraag

Nous (avoir)

Slide 20 - Open vraag