Als de maag leeg is, gaat het opgenomen voer via de kortste route naar de kliermaag. In andere gevallen wordt het tijdelijk opgeslagen in de krop. Dit is een verwijding van de slokdarm, ongeveer halverwege de snavel en de kliermaag. In de krop vindt een eerste voorbewerking voor de spijsvertering plaats. Na enige tijd schuift het voer op naar de kliermaag. Hier blijft het meestal vrij kort en ondergaat het een verdere bewerking met maagsappen.
In de spiermaag wordt het voer vervolgens verder vermalen en verwerkt door het harde, ruwe maagvlies. Dit in samenwerking met maagkiezel, grit en maagsappen. Daarna gaat het voedsel sel op weg naar de dunne darm, waar enzymen uit de alvleesklier hun werk doen, evenals gal uit de lever. Kippen hebben twee blinde darmen op de plaats waar de dunne darm in de dikke darm
overgaat. Deze blinde darmen spelen een rol bij de vertering van
ruwvezel en onttrekken vocht aan het voedsel. Na verdere indikking in de dikke darm verlaat de mest via de endeldarm en de cloaca het lichaam.
In de cloaca monden ook de geslachtorganen, de urineleidersen de eileider uit en bevinden zich de vliezen die ervoor zorgen
dat het ei tijdens het leggen niet vuil wordt. Kippen hebben geen blaas. Ze nemen de urine in hun lichaam op. Sterk geconcentreerde, vaste delen hiervan zijn zichtbaar als een witte aanslag op de mest.