Paragraaf 2.4 Part 1

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Welcome!

Lesson goal

Grammar: Bezit: ’s / ’

For today's lesson: 

• Homework
• Uitleg bezit 's / '
• Zelfstandig werk

HOMEWORK

Volgende week maandag:

Maak online!

Unit 2 Lesson 4 

Opdracht 1 t/m 5

GRAMMAR

Opdracht 5

Bij woorden in het enkelvoud gebruik je ....

Bij woorden in het meervoud op -s gebruik je ...

Wat valt je op aan de volgende zinnen?

the dog is barking                         the dog's bone

the dogs are barking                     the dogs' bone 

We schrijven een vaste s  als een woord in het meervoud staat:

one dog - two dogs

one car - fifteen cars

one friend - many friends

's 

een 's gebruik je als je bezit wil aangevenen bij een woord dat in het enkelvoud staat.

Finn's computer

Merle's bag

John's bike 

She is my ...... friend.

(de zus van mijn vriend)

1. sister's
2. sisters
3. sisters'

s'

een s' gebruik je als je bezit wil aangevenen bij een woord dat in het meervoud staat.

the boys' car 

These are our ...... (mv) cats.

1. friend's
2. friends'
3. friends

Samenvatting

Vaste s --> meervoud

's --> bezit enkelvoud

s'--> bezit meervoud

Opdracht 5:

The ...... (mv) necks are long.

1. giraffes
2. giraffe's
3. giraffes'

These are our ...... (mv) cats.

1. friend's
2. friends'
3. friends

An ...... (ev) ear is very big.

1. elephants
2. elephant's
3. elephants'

Where is the ...... shower?

1. ladies
2. ladies'
3. ladies's

HOMEWORK

Unit 2 Lesson 4 

Opdracht 1 t/m 8