3K - Les 7 (T2 BS7)

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Planning
06-12: T2 BS7
12-12:  T2 BS 8 + 9 + 10 (9 en 10 zijn heel klein)
13-12:  Oefenexamenvragen over gehele hoofdstuk. 

PROJECTWEEK + VAKANTIE

09-01: Oefenexamenvragen over gehele hoofdstuk.
10-01:  Oefenexamenvragen over gehele hoofdstuk.

Slide 2 - Tekstslide

T2 BS7 - Seksualiteit
Leerdoel:
2.7.1 Je kunt functies van seksualiteit noemen en verschillen in opvatting, normen en waarden daarover omschrijven.

Slide 3 - Tekstslide

Seksueel gedrag
Onder seksueel gedrag vallen alle vormen van seksueel contact, alleen of met een partner. Voorbeelden van seksueel gedrag met een partner zijn knuffelen, zoenen en geslachtsgemeenschap.

Seksueel gedrag = alle gedachten, gevoelens en handelingen die met lust en opwinding te maken hebben.

Slide 4 - Tekstslide

Seksueel gedrag
Mensen hebben verschillende redenen om met iemand te vrijen. In een relatie hebben mensen vaak seks, omdat ze het fijn vinden en graag intimiteit willen. Intimiteit is verbondenheid voelen met iemand, een relatie met diegene onderhouden en hiermee aangeven dat diegene veel voor je betekent. Als je seks hebt met iemand, komen er hormonen vrij in je lichaam die zorgen voor een ontspannen en fijn gevoel. Daarnaast kan voortplanting een reden voor seks zijn als je graag samen een kind wilt. Seksualiteit geeft mensen ook plezier, het windt mensen op. Je spreekt dan van lustbeleving.
Intimiteit = je verbonden voelen met iemand (functie van seksualiteit).
Voortplanting = samen met iemand een kind krijgen.
Lustbeleving = seksualiteit geeft mensen plezier, het windt mensen op. 

Slide 5 - Tekstslide

Manieren om seks te hebben
Bij masturbatie (zelfbevrediging) heeft iemand seks met zichzelf, bijvoorbeeld door de voorhuid of de clitorishoed op en neer te bewegen. Dat kan leiden tot een orgasme (klaarkomen). Een orgasme geeft een lekker gevoel. Een man krijgt een zaadlozing. Bij een vrouw spannen de bekkenbodemspieren zich aan. Seks met een ander begint vaak met voorspel. Daarbij hoort knuffelen, zoenen en strelen. Ook kun je de geslachtsdelen van de ander stimuleren met je handen of met je mond. Bij geslachtsgemeenschap brengt een man zijn stijve penis in de vagina van een vrouw. Door bewegingen van de man en de vrouw gaat de penis in de vagina op en neer. Veel vrouwen krijgen minder gemakkelijk een orgasme tijdens geslachtsgemeenschap. Dat komt doordat de vagina minder gevoelig is dan de eikel. Een vrouw kan wel een orgasme krijgen als de clitoris wordt geprikkeld.

Slide 6 - Tekstslide

Seksuele oriëntatie
In de puberteit voelen jongeren zich vaak voor het eerst seksueel aangetrokken tot iemand anders. Tot wie je je aangetrokken voelt, is je seksuele oriëntatie. De meeste mensen voelen zich aangetrokken tot iemand van het andere geslacht. Je bent dan heteroseksueel. Maar je kunt ook op iemand vallen van hetzelfde geslacht, dan ben je homoseksueel. Homoseksuele vrouwen worden ook wel lesbisch genoemd. Je kunt ook op zowel mannen als vrouwen vallen, dan ben je biseksueel. Als je er openlijk voor uitkomt dat je niet heteroseksueel bent, kom je ‘uit de kast’. Sommige jongeren vinden dit heel spannend, andere niet.

Seksuele oriëntatie = Tot welk geslacht iemand zich seksueel aangetrokken voelt.

Slide 7 - Tekstslide

Gender vs. geslacht
Geslacht (of sekse) is niet hetzelfde als gender. Bij geslacht gaat het over lichamelijke kenmerken. Gender gaat over stereotypen in de maatschappij. Wanneer je wordt geboren, hebben mensen vaak al bepaalde ideeën over hoe je als jongen of meisje moet opgroeien. Dit heet gender en is cultureel bepaald. Een voorbeeld is het idee dat jongens met auto’s spelen en meisjes met poppen. Bij een transgender persoon komt de genderidentiteit (gevoel) niet overeen met het geslacht (lichaam). Je kunt aan de buitenkant niet zien of iemand transgender is. Een transgender persoon kan ervoor kiezen om in transitie te gaan. Door hormonen en/of operaties veranderen dan de geslachtskenmerken. Na de transitie past het lichaam beter bij de genderidentiteit.
Gender = Rol die een jongen of meisje krijgt, vaak cultuurbepaald.

Slide 8 - Tekstslide

Nee = nee

Slide 9 - Tekstslide

Seksueel geweld
Verkrachting = binnendringen van het lichaam zonder toestemming (ook een tongzoen die de ander niet wil is een verkrachting).
Digitaal seksueel geweld = grooming (volwassene verleidt een minderjarig persoon online), het verzenden van ongewenste dickpics.

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag

Lees 2.7 zelfstandig door.
Maak de opdrachten van 2.7.
Maak de test jezelf van 2.7 (groene score = afgerond). 

Slide 11 - Tekstslide