Fictie

Welkom

Atheneum 3
Literaire begrippen  leren kennen en toepassen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Atheneum 3
Literaire begrippen  leren kennen en toepassen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

  • Uitleg literaire begrippen
  • Toepassen in een verhaal

Slide 2 - Tekstslide

Doel van de lessen
• Kennismaking met literaire begrippen: fictie, , personages, vertelperspectief, spanning en  tijd 

• Begrip ontwikkelen van hoe deze begrippen bijdragen aan het begrijpen en waarderen van literaire teksten;

• Toepassen van begrippen op een bekend verhaal om inzicht te krijgen de begrippen.

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je al over fictie? Vul losse woorden in

Slide 4 - Woordweb

Personages
hoofdpersoon
bijpersoon
Je komt te weten wat hij/zij denkt en voelt
Je krijgt veel minder informatie. Geen gedachten en gevoelens.
round characters; 
Hij/ zij maakt een karakterontwikkeling door.
flat characters;
Hij/ zij verandert niet en is voorspelbaar.

Slide 5 - Tekstslide

Personages
  • karakters (gevoelens, gedachtes, ontwikkeling)
  • types (vooral uiterlijk)
  • identificatie & sympathie --> spanning
  • held en antiheld

Slide 6 - Tekstslide

welke personages komen we tegen in 'Poep'?

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Wat voor perspectief komen we tegen in 'Poep'?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Spanning
  • Een verhaal is spannend als je telkens door wilt lezen of kijken.

Slide 12 - Tekstslide

Hoe zorgt een schrijver voor spanning in een verhaal?

Slide 13 - Open vraag

Hoe maak je een verhaal spannend?

  • gevaarlijke situaties (bijvoorbeeld een achtervolging)
  • gevaarlijke ruimtes (bijvoorbeeld een verlaten park 's nachts)
  • beschrijving van spanning bij personages ('snel kloppend hart')
  • de antwoorden op spanningsvragen uitstellen (de ontknoping uitstellen)
  • kleine stukjes van de ontknoping verraden (door vooruit te kijken, of door een zin als: 'Hij zou later nog veel spijt krijgen van deze keus')
  • een hoofdstuk of aflevering eindigen met een cliffhanger (een heel spannend moment)

Slide 14 - Tekstslide

en nog meer 'technieken':

  • informatie achterhouden
  • op een spannend moment vertragen in het verhaal
  • de lezer op een dwaalspoor zetten
  • zorgen voor 'open plekken' 

Slide 15 - Tekstslide

Wat is een open plek in een verhaal?
A
Een situatie die vragen bij de lezer oproept
B
Een situatie waarbij de plek heel belangrijk is.
C
Een situatie die zich op een open plek afspeelt.
D
Een situatie die geen spanning oproept.

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Welke technieken worden in 'Poep' ingezet om spanning te creëren?

Slide 18 - Open vraag

Tijd

  • Verteltijd: tijd die nodig is om een verhaal te vertellen (of te lezen). De hoeveelheid tijd die verstrijkt in een bepaald aantal regels of bladzijden. De tijd die je nodig hebt om een tekst voor te lezen (uitgedrukt in pagina’s).

  • Vertelde tijd: de hoeveelheid tijd (uitgedrukt in minuten, dagen, weken, jaren) die tijdens de vertelde gebeurtenissen verstrijkt.

Slide 19 - Tekstslide

Hoe kun je tijd herkennen in een verhaal?

Slide 20 - Woordweb

Tijd
  • Tijdsprong (bijvoorbeeld: 'Drie maanden later...'
  • Terugblik: een korte verwijzing van hooguit een of twee zinnen naar wat er is gebeurd.
  • Flashback: een uitvoerige beschrijving die het heden ontbreekt en waarin een personage gebeurtenissen die eerder plaatsvonden opnieuw beleeft.
  • Vooruitblik: een vooruitwijzing van hooguit een of twee zinnen naar wat komen
  • Flashforward: een beschrijving van een beleving van een toekomstige gebeurtenis.


 



Slide 21 - Tekstslide

chronologie
Volgorde van gebeurtenissen.
De schrijver kan daarmee spelen:
  • Het verhaal kan starten vanaf het begin van de 'situatie' / vertelde gebeurtenissen
  • Verhaal kan ook starten met bijvoorbeeld het dieptepunt (je start als het ware midden in de gebeurtenissen) 

Slide 22 - Tekstslide

Is 'Poep' een chronologisch of niet-chronologisch verteld verhaal? Motiveer je antwoord.

Slide 23 - Open vraag

Bespreek met je buur:
Herken je in 'Poep':
- tijdsprongen
- flashbacks / flashforwards
- vooruit- en terugblikken

Slide 24 - Tekstslide

Waarom is tijd belangrijk in een verhaal?
A
zorgt voor spanning
B
geeft extra informatie over gebeurtenissen
C
geeft extra informatie over personages
D
A, B en C

Slide 25 - Quizvraag

Extra: Schrijf een verhaal


Schrijf een verhaal (1 bladzijde) waarin je de begrippen die we vandaag geleerd hebben, gaat gebruiken.

Slide 26 - Tekstslide

Gebruik de volgende woorden


  • Banaan
  • Bospaadje
  • Rood
  • Zonnebril

Slide 27 - Tekstslide