Formatieve toets H4 en H6

Formatieve toets 3 havo H4,6 
Deze toets is een oefening voor het proefwerk wat nog gaat komen.
Beantwoord de vragen serieus.. 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Formatieve toets 3 havo H4,6 
Deze toets is een oefening voor het proefwerk wat nog gaat komen.
Beantwoord de vragen serieus.. 

Slide 1 - Tekstslide

Onderneming HK10 wil zijn bedrijfspand uitbreiden. Welke vergunning moet de onderneming aanvragen?
A
Omgevingsvergunning
B
Exploitatievergunning
C
Marktvergunning
D
Uitstalvergunning

Slide 2 - Quizvraag

Met welke belasting heeft een NV niet te maken?
A
BTW
B
Inkomstenbelasting
C
Vennootschapsbelasting
D
Dividendbelasting

Slide 3 - Quizvraag

John laat mensen op straat schoenen zien in verschillende kleurencombinaties en vraagt wat ze ervan vinden. De antwoorden zet hij 's avonds op zijn computer in het programma Excel. John doet ...
A
Deskresearch, hij zet het op de computer
B
Deskresearch, hij verwerkt de info thuis
C
Fielresearch, hij verzamelt nieuwe info
D
Fieldresearch, hij werkt buiten

Slide 4 - Quizvraag

timer
0:45
Liquide middelen
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Vaste activa
Vlottende activa

Slide 5 - Sleepvraag

De rechterkant van de balans komt overeen met de ...
A
Investeringsbegroting
B
Resultatenbegroting
C
Financieringsbegroting
D
Liquiditeitsbegroting

Slide 6 - Quizvraag

De linkerkant van de balans komt overeen met de ...
A
Investeringsbegroting
B
Resultatenbegroting
C
Financieringsbegroting
D
Liquiditeitsbegroting

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de beste omschrijving van vlottende activa?
A
Activa die langer dan één periode of jaar meegaan
B
Activa die minder dan één periode of jaar meegaan
C
Activa die precies één periode of jaar meegaan
D
Activa die één periode meegaat

Slide 8 - Quizvraag

Onder welke categorie valt een bedrijfsauto?
A
Liquide middelen
B
Eigen vermogen
C
Vlottende activa
D
Vaste activa

Slide 9 - Quizvraag

Bij welke ondernemingsvormen ben je privé aansprakelijk?
A
BV
B
Eenmanszaak
C
NV
D
VOF

Slide 10 - Quizvraag

Bij welke ondernemingsvormen heb je aandelen?
A
BV
B
NV
C
Eenmanszaak
D
VOF

Slide 11 - Quizvraag

Wat hoort niet bij Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (Triple p)
A
people
B
planet
C
product
D
profit

Slide 12 - Quizvraag

KvK staat voor
A
Kamer voor Koopwaar
B
Kasteel van Koophandel
C
Kamer voor Koophandel
D
Kasteel voor Koopwaar

Slide 13 - Quizvraag

Hoe bereken je de winst?
A
Winst = Opbrengsten + Kosten
B
Winst = Opbrengsten
C
Winst = Opbrengsten/Kosten
D
Winst = Opbrengsten - Kosten

Slide 14 - Quizvraag

Inkoopwaarde € 34.500,-. Omzet € 59.000,-. Lonen € 10.000,-. Overige kosten € 8.000,-.
Hoe groot is de winst?
A
€ 6.500,-
B
€ 16.500,-
C
€ 26.500,-

Slide 15 - Quizvraag

Bij welke ondernemingsvorm kunnen de aandelen verhandeld worden op de aandelenbeurs?
A
Eenmanszaak
B
vof
C
BV
D
NV

Slide 16 - Quizvraag

De onderneming van Jeroen en Harry, een BV, is helaas failliet gegaan met een schuld van
€ 18.000,-. Voor hoeveel is Harry prive aansprakelijk voor deze schuld?
A
€ 0,-
B
€ 9.000,-
C
€ 18.000,-

Slide 17 - Quizvraag

Justin heeft € 25.000,- in de vof gestoken en Elmer € 20.000,-. Van de bank hebben ze € 30.000,- geleend. De winst is
€ 10.000,-. Hoeveel krijgt Justin?

Slide 18 - Open vraag

Debiteuren horen bij ....
A
Vaste Activa
B
Vlottende Activa
C
Liquide Middelen
D
Kort Vreemd Vermogen

Slide 19 - Quizvraag

Aankoop goederen op rekening voor
€ 600,-
A
Voorraad + 600 Bank - 600
B
Voorraad + 600 Debiteuren - 600
C
Voorraad + 600 Crediteuren + 600
D
Voorraad - 600 Debiteuren + 600

Slide 20 - Quizvraag

Nieuwe machine gekocht voor
€ 15.000,-. Hiervoor een extra lening afgesloten bij de bank.
A
Vaste activa + 15.000 Banklening - 15.000
B
Vlottend activa +15.000 Banklening - 15.000
C
Vaste activa + 15.000 Banklening + 15.000
D
Vlottend activa +15.000 Banklening + 15.000

Slide 21 - Quizvraag

De lonen a € 2.500,- per bank betaald
A
Bank - 2.500 Lonen + 2.500
B
Bank - 2.500 Eigen vermogen - 2.500
C
Bank - 2.500 Lonen - 2.500
D
Bank - 2.500 Eigen Vermogen +2.500

Slide 22 - Quizvraag

Goederen verkocht op rekening voor € 4.800,-. Inkoopwaarde was € 3.600,-
A
Voorraad - 4.800 Bank + 4.800
B
Voorraad - 3.600 Bank + 4.800 Eigen Vermogen + 1.200
C
Voorraad - 4.800 Debiteuren + 4.800
D
Voorraad - 3.600 Debiteuren + 4.800 Eigen Vermogen + 1.200

Slide 23 - Quizvraag

EINDE TOETS
Omschrijf hieronder hoe je denkt dat je de toets gemaakt hebt? Motiveer!

Slide 24 - Open vraag