H1L4 - 3HE/3VF - 1.3 Lezen - tekstverbanden

Tekstverband
           tekstgedeelte 1                              signaalwoord                            tekstgedeelte 2 
Tekstgedeelte: woord, zin of zelfs hele alinea
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Tekstverband
           tekstgedeelte 1                              signaalwoord                            tekstgedeelte 2 
Tekstgedeelte: woord, zin of zelfs hele alinea

Slide 1 - Tekstslide

Tekstverbanden
tekstverband
signaalwoorden
opsommend
ten eerste, om te beginnen, ook, tevens, bovendien, daarnaast, niet alleen.... maar ook, verder, zowel... als, ten slotte 
tijdsvolgorde
eerst, intussen, terwijl, toen vervolgens, daarna, nadat, zodra, ten slotte
tegenstelling
maar, echter, evenwel, toch, daarentegen, integendeel, enerzijds .... anderzijds, daar staat tegenover
uitleggend
bijvoorbeeld, dat wil zeggen, met andere woorden, zoals 
redengevend
want, omdat, daarom, immers, namelijk 
concluderend
dus, dan ook, hieruit volgt, de slotsom is, concluderend
vergelijkend
net als, zoals, evenals
samenvattend
kortom, om kort te gaan, samenvattend, al met al
oorzaak/gevolg
doordat, zodat, daardoor, waardoor, met als gevolg
middel/doel
om te, met als doel, waarmee, daarmee
voorwaardelijk
als, indien, wanneer, mits, tenzij, behalve als

Slide 2 - Tekstslide

Tekstverband van middel en doel
           tekstgedeelte 1                              signaalwoord                            tekstgedeelte 2 
Mijn broer zet alle ingrediënten klaar         waarmee           hij een taart wil gaan bakken 

Slide 3 - Tekstslide

Voorwaardelijk tekstverband
           tekstgedeelte 1                              signaalwoord                            tekstgedeelte 2 
Ik ga wel met je mee                              behalve                                       als het gaat regenen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Artikel

  • Informatieve tekst met vooral objectieve informatie
  • Uitleg over onderwerp
  • Ook wel uiteenzetting 
- Geeft verklaring van een verschijnsel
Opwarming van de aarde

- Geeft antwoord op een feitelijke vraag
Kun je niezen als je slaapt?

- Behandelt oorzaken en gevolgen van een probleem
Verspreiding van het coronavirus

- Geeft uitleg over de inhoud en de resultaten van een onderzoek
Groenteconsumptie van kinderen onderzocht

- Beschrijft de ontwikkeling of verandering van een verschijnsel in verschillende perioden (vroeger/nu, vroeger/nu/toekomst)
Treinreizen vroeger en nu

Slide 6 - Tekstslide

Onderwerp en hoofdgedachte
Onderwerp
Hoofdgedachte
Waar de tekst over gaat
Het belangrijkste wat een schrijver over het onderwerp zegt
- Te vinden in (onder)titel en inleiding
- Formuleer in één of enkele woorden

- Te vinden in inleiding en slot
- Formuleer in één zin 
                 /                                    \
Informatieve tekst             Betogende tekst
Feitelijke informatie             Mening + argument

Slide 7 - Tekstslide

Kernzin
  • Belangrijkste zin van een alinea
  • De andere zinnen van de alinea zijn een toelichting (uitleg, cijfers of voorbeeld) bij de kernzin 
  • Vaak de eerste zin, soms ook de laatste zin

Slide 8 - Tekstslide

}
Tekst
Alinea


Alinea


Alinea


Alinea
Kernzin

Toelichting

Slide 9 - Tekstslide

Opbouw tekst
Alinea


Alinea


Alinea


Alinea
Kernzin

Toelichting
Inleiding


Kern 
(per alinea een deelonderwerp)



Slot

Slide 10 - Tekstslide

Functies inleiding
  • Aandacht trekken
  • Onderwerp noemen of beschrijven
  • Aanleiding noemen
  • Centrale vraag stellen
  • Mening van de schrijver noemen
  • Samenvatting van de inhoud geven
  • Persoon of personen introduceren 

Slide 11 - Tekstslide

Functies slot
  • Conclusie trekken 
  • Samenvatting van de inhoud geven
  • Advies of waarschuwing geven
  • Toekomstverwachting uitspreken 

Slide 12 - Tekstslide