H4 het Vereningd Koninkrijk veranderd oefentoets begrippen

Welk land hoort niet bij het VK?
A
Wales
B
Noord-Ierland
C
Ierland
D
Schotland
1 / 35
volgende
Slide 1: Quizvraag
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welk land hoort niet bij het VK?
A
Wales
B
Noord-Ierland
C
Ierland
D
Schotland

Slide 1 - Quizvraag

Welk gedeelte van het Verenigd Koninkrijk heeft de hoogste bevolkingsdichtheid?
A
Noorden
B
Zuiden
C
Westen
D
Midden

Slide 2 - Quizvraag

India en Australië waren exploitatiekoloniën?
A
beide
B
alleen Australie
C
alleen India
D
Beide waren vestigingskoloniën?

Slide 3 - Quizvraag

Wat was een gevolg van industriële revolutie?
A
Groei van het platteland
B
Steden gingen groeien
C
Mensen raakten hun werk kwijt
D
Verenigd Koninkrijk werd minder machtig

Slide 4 - Quizvraag

Waarom begon het Verenigd Koninkrijk met koloniseren?
A
Vanwege bevolkingsgroei
B
Als reactie op immigratie
C
Om vrede te brengen in andere landen
D
Om rijkdom en macht te verkrijgen

Slide 5 - Quizvraag

Waarom heeft het Verenigd Koninkrijk na de Brexit behoefte aan meer arbeiders?
A
Een afname in de vraag naar arbeid
B
Een overvloed aan binnenlandse arbeiders
C
Een stijging in de automatisering van industrie
D
Veel migratie naar het VK en een tekort aan arbeiders

Slide 6 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij deze uitleg?
Wat je nodig hebt om iets te maken: arbeid, kapitaal en natuur. Heet ook kapitaalgoed.
A
Grondstof
B
Katoen
C
Productiemiddel
D
Dienstensector

Slide 7 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van een grondstof?
A
Katoen
B
Olie
C
Steenkool
D
Arbeid

Slide 8 - Quizvraag

Wat vormde de concurrentie voor de industrie in Manchester?
A
Massaproductie
B
Lagelonenlanden
C
Lichte industrie
D
De dienstensector

Slide 9 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij deze uitleg?
Wat je nodig hebt om iets te maken: arbeid, kapitaal en natuur. Heet ook kapitaalgoed.
A
Grondstof
B
Katoen
C
Productiemiddel
D
Dienstensector

Slide 10 - Quizvraag

Zet op volgorde van meest footloose naar minst footloose
Meest
2
3
Minst

Slide 11 - Sleepvraag

Wat is geen agglomeratie voordeel?
A
In de stad wonen veel mensen.
B
Je kunt kennis uitwisselen met het bedrijf naast je.
C
Er wonen veel mensen die gespecialiseerd zijn in jouw product.
D
Als klanten het product niet bij je concurrent kunnen vinden lopen ze direct door naar jou.

Slide 12 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding.
Waarom zitten er veel wetenschaps-
parken in dit gebied?

Slide 13 - Open vraag

Wat maakte Manchester vroeger bijzonder?
A
Het is de stad van twee grote voetbalclubs
B
Het was vroeger de stad met de meeste inwoners
C
Het was de eerste industriestad
D
Alle drie de antwoorden zijn goed

Slide 14 - Quizvraag

Welk materiaal werd er in Manchester gemaakt in de industrie?
A
Wol
B
Textiel
C
Plastic
D
Leer

Slide 15 - Quizvraag

Wat waren de locatiefactoren voor de stad Manchester?
A
Steenkool en katoen
B
Steenkool en arbeid
C
Steenkool en lagelonen
D
Steenkool en agglomeratievoordelen

Slide 16 - Quizvraag

Schoenenfabriek
Wel footloose
Niet footloose
Advocatenkantoor
Vliegtuigfabriek
Goudmijn
Ontwikkelaar apps

Slide 17 - Sleepvraag

Bij welk productiemiddel hoort het?
Steenkool
Natuur
Kapitaal
Arbeid
Katoen
Water
Kennis
Lage lonen
Stoommachine
Grote fabriekshal

Slide 18 - Sleepvraag

Wat is geen reden dat het Verenigd Koninkrijk in de tweede helft van de twintigste eeuw steeds minder steenkool produceerde?
A
Ze hadden steeds minder steenkool over.
B
Ze konden het goedkoper importeren.
C
Ze gingen schonere energiebronnen gebruiken.
D
Ze hadden steeds minder zware industrie.

Slide 19 - Quizvraag

Wat zijn locatiefactoren?
A
Dat zijn fabrieken met steenkool.
B
Voordelen van bedrijven die dicht bij elkaar zitten.
C
Dat zijn groepen mensen die producten kopen.
D
Redenen waarom een bedrijf zich op een plek wil vestigen.

Slide 20 - Quizvraag

Wat veroorzaakt een grotere demografische druk?
A
Hogere geboortecijfers
B
Vergrijzing en ontgroening

Slide 21 - Quizvraag

Wat kenmerkt de bevolking van Duitsland?
A
Snelgroeiende bevolking
B
Stabiel geboortecijfer
C
Hoog geboortecijfer
D
Dalend geboortecijfer

Slide 22 - Quizvraag

Wat voor vorm heeft het bevolkingsdiagram van Gambia?
A
Piramidevorm
B
Granaatvorm
C
Urnvorm
D
Cirkelvorm

Slide 23 - Quizvraag

Welke groep krijgt geen asiel?
A
Economische vluchtelingen.
B
Mensen die om godsdienst vluchten.
C
Politieke vluchtelingen.
D
Ontheemden binnen eigen land.

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een kennis migrant?
A
Migranten om technische kennis te delen.
B
Migranten die alleen tijdelijk blijven.
C
Migranten op zoek naar avontuur.
D
Migranten die voor liefde komen.

Slide 25 - Quizvraag

Wat is sociale migratie?
A
Verhuizen om bij familie of vrienden te wonen
B
Reizen voor vakantie
C
Studeren in een ander land
D
Verhuizen voor werk in het buitenland

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een economische migrant?
A
Iemand die verhuist om economische redenen
B
Iemand die om politieke redenen vlucht

Slide 27 - Quizvraag

Wat is vergrijzing?
A
Toename van 65+ in bevolking
B
Verandering door migratie
C
Toename van jongeren in bevolking
D
Afname van 20- in bevolking

Slide 28 - Quizvraag

Wat is demografische druk?
A
Aantal jongeren in bevolking
B
Totale bevolkingsgroei
C
Geboortecijfer in procenten
D
Verhouding productieve en niet-productieve groepen

Slide 29 - Quizvraag

Wat zijn de voordelen van de
Europese Unie?
A
Het is gezellig
B
De grenzen zijn open voor handel (goederen) en mensen. Er is ook minder kans op oorlog.
C
We spreken nu allemaal één taal.
D
De landen liggen nu dichter bij elkaar. Er is ook minder kans op oorlog.

Slide 30 - Quizvraag

Wat is geen voordeel van de Europese Unie?
A
We kunnen samen belangrijke zaken regelen.
B
Er is een Europees leger dat onze veiligheid garandeert.
C
Je mag in Europa vrij reizen en handelen.
D
Je kunt in veel landen met de Euro betalen.

Slide 31 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van de Europese Unie?
A
Alle landen doen mee aan de Euro
B
Economisch sterk, politiek zwak
C
Het Europese parlement heeft beperkte macht
D
Tussen sommige landen is vrij verkeer mogelijk

Slide 32 - Quizvraag

Wat wil de Europese Unie vooral?
A
Veiligheid en economische groei
B
Vrede en welvaart
C
Welvaart en welzijn
D
Vrede en meer geld

Slide 33 - Quizvraag

Onder welke dimensie valt de bevolkingsgroei
A
Demografisch
B
Sociaal-cultureel
C
Economisch
D
Politiek

Slide 34 - Quizvraag

Groeiende afzetmarkt past bij de volgende dimensie...
A
politiek
B
natuurlijk
C
sociaal-cultureel
D
economisch

Slide 35 - Quizvraag