Schrijven 1g2

Schrijven 1g2
Tekstdoelen, tekstsoorten en publiek
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Schrijven 1g2
Tekstdoelen, tekstsoorten en publiek

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Quiz over tekstdoelen en publiek
  • Opdracht 54 zelfstandig
  • Opdracht 55 zelfstandig
  • Theorie leestekens

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je leert wat het nut is van tekstdoelen, tekstsoorten en het publiek
  • Je leert wat deze begrippen inhouden
  • Je leert zelf om een tekst met een tekstdoel te schrijven

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een tekstdoel?
A
De bedoeling die de lezer heeft bij het lezen.
B
De bedoeling die een schrijver heeft met zijn tekst.
C
De reden dat lezers teksten lezen.
D
Een tekstvorm.

Slide 4 - Quizvraag

Welke drie tekstdoelen zijn er?
A
Informeren, overhalen, amuseren.
B
Informeren, amuseren, leren.
C
Amuseren, informeren, manipuleren.

Slide 5 - Quizvraag

Welke drie tekstsoorten zijn er?
A
Informerende tekst, amuserende tekst, aansporende tekst.
B
Informerende tekst, reclametekst, songtekst.

Slide 6 - Quizvraag

Wat doet een aansporende tekst?
A
Het amuseert je.
B
Het irriteert je.
C
Het verveelt je.
D
Het haalt je over om iets te gaan doen.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het publiek?
A
De mensen in de zaal bij een voorstelling.
B
De schrijver en de lezer.
C
De lezers die de tekst lezen.
D
De schrijver.

Slide 8 - Quizvraag

Waarom is het handig om tekstdoelen, tekstsoorten en 'het publiek' te leren?
A
Je begrijpt wat de bedoeling van de schrijver is.
B
Je kunt bepalen of de tekst voor jou interessant is of niet.
C
Je leert kijken naar de toon van teksten en schrijvers.

Slide 9 - Quizvraag

Wat gaan jullie doen?
Wat?
Opdracht 54 (blz. 48): kies twee teksten uit
Met wie?
Alleen
Hoe lang?
15 minuten, kijk op de timer
Klaar?
Pak je leesboek!

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 55, blz. 48
  • Eerst: zelf in tien minuten de vragen beantwoorden, teksten ruilen!
  • Daarna: vijf minuten je eigen tekst verbeteren.

Slide 11 - Tekstslide

Theorie: taalverzorging
Elke zin begint met een...
Namen schrijf je met een...
Achter een zin zet je een...
Achter een vraagzin zet je een...
Achter een uitroep zet je een...

Slide 12 - Tekstslide

Tijd over
Maak opdracht 59 en 60

Slide 13 - Tekstslide