Een geschikt moordplan: bespreking

• Latijn
• Secundair onderwijs

Een geschikt moordplan

P. 159

Cursusblok en schrijfgerief

Log gerust al in op LessonUp

R. 28: invidia: wie is er jaloers

1. Nero
2. Agrippina
3. Brittanicus
4. Claudius

R. 28: odium: wie haat er?

1. Nero
2. Agrippina
3. Brittanicus
4. Claudius

Een geschikt moordplan? 

R. 29: "minae": over welke bedreigingen gaat het?

• De bedreigingen die Tacitus in het eerste fragment beschreef.

R. 36: "absoluta alvo": van welk verschijnsel had Britannicus waarschijnlijk last?

R. 37: welke functie en rol heeft
de ne-zin?

1. BWBz van gevolg
2. BWBz van doel
3. Mededelende voorwerpszin
4. Volitieve voorwerpszin

Stijl

STIJL

Nero intellecta invidia odium intendit. 

Nero intellecta invidia odium intendit.
Welke stijlfiguren herken je in deze eerste regel?

Nero intellecta invidia odium intendit. 

• alliteratie/ assonantie: int, in, int
  => bindt de vier woorden tot één geheel
• Nero + vier woorden in chiasme A (ww: intellecta) B (v: invidia) B (v: odium) A (ww: intendit) => zeer bondig
• invidia en odium komen naast elkaar te staan: iuxtapositie
  => suggereert oorzakelijk verband tussen de afgunst van Britannicus en de haat van Nero

urgentibusque Agrippinae minis, quia nullum crimen neque iubere caedem fratris palam audebat, occulta molitur pararique venenum iubet. 

• tweeledigheid
• asyndeton
• inversie
• tegenstelling
  
  

Inhoud

Psychologie/karakter van Nero 

• paranoia door dreigementen Aggrippina
• haat en angst nemen het over
• Nero als moordlustig monster
• hypocriet op zoek naar voorwendsels
• laaghartig in de keuze van wapens en uitvoerders