De vergrotende trap chapitre 6 GL

De vergrotende trap 3H
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

De vergrotende trap 3H

Slide 1 - Tekstslide

Vergrotende trap
  • Zet plus voor het bijvoeglijk naamwoord.
  • Obélix  est plus grand. (Obélix is groter)

  • Pas het bijvoeglijk naamwoord wel aan wanneer dit moet!
  •  La fille est plus grande. (Het meisje is groter.)

Slide 2 - Tekstslide

Vergelijkende trap
  • Zet aussi voor het bijvoeglijk naamwoord.
  • Obélix  est aussi grand. (Obélix is even groot)

  • Pas het bijvoeglijk naamwoord wel aan wanneer dit moet!
  •  La fille est aussi grande. (Het meisje is even groot.)

Slide 3 - Tekstslide

Verkleinende trap
  • Zet moins voor het bijvoeglijk naamwoord.
  • Obélix  est moins grand. (Obélix is minder groot)

  • Pas het bijvoeglijk naamwoord wel aan wanneer dit moet!
  •  La fille est moins grande. (Het meisje is minder groot.)

Slide 4 - Tekstslide

Vergrotende trap
  • De vegrotende trap van goed, lekker is onregelmatig:
  • bon (=goed, lekker), meilleur =(beter, lekkerder)

  • Le  dessert est meilleur. (Het dessert is lekkerder.)
  •  Léa est meilleure. (Léa is beter)

Slide 5 - Tekstslide

Vergrotende trap
  • In vergelijkingen gebruik je plus...que
  • Que betekent dan of als:

Slide 6 - Tekstslide

Vergrotende trap
  •  Le lion est plus grand que le chat = De leeuw is groter dan de kat.
  •  Léa est meilleure que Luc = Léa is beter dan Luc.
  •  Le film est plus intéressant que le livre = De film is interessanter dan het boek

Slide 7 - Tekstslide

Vergelijkende trap
  • Julia (v.) est aussi gentille que Léa = Julia is net zo (even) aardig als Léa.

Slide 8 - Tekstslide

Verkleinende trap
  • Jules (m.) est moins gentil que Léa = Jules is minder aardig dan Léa.

Slide 9 - Tekstslide

Hoe maak je in het Frans de vergrotende trap?
A
Plus (que)+ bijvoeglijk naamwoord
B
Super (que)+ bijvoeglijk naamwoord
C
Le/La/Les plus (que)+ bijvoeglijk naamwoord
D
Moins (que)+ bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Quizvraag

Hoe maak je in het Frans de verkleinende trap?
A
Plus (que) + bijvoeglijk naamwoord
B
Super (que)+ bijvoeglijk naamwoord
C
Le/La/Les plus + bijvoeglijk naamwoord
D
Moins (que)+ bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Quizvraag

Hoe maak je in het Frans de vergelijkende trap?
A
Plus (que) + bijvoeglijk naamwoord
B
Aussi (que) + bijvoeglijk naamwoord
C
Le/La/Les plus (que) + bijvoeglijk naamwoord
D
Moins (que)+ bijvoeglijk naamwoord

Slide 12 - Quizvraag

Zet in de vergrotende trap:
La fille est belle
A
La fille est plus belle
B
La fille est la plus belle fille
C
Elle est belle
D
Elle est plus belle que ...

Slide 13 - Quizvraag

Zet in de verkleinende trap:
Le garçon est jeune
A
Le garçon est plus jeune
B
Le garçon est aussi jeune
C
Le garçon est moins jeune
D
Le garçon est vieux

Slide 14 - Quizvraag

De jurk is mooier
A
La robe la plus belle
B
la plus belle robe
C
la belle plus robe
D
la robe est plus belle

Slide 15 - Quizvraag


Hij danst beter
A
Il danse meilleur
B
il est le meilleur danse
C
Il danse mieux
D
Il mieux le danse

Slide 16 - Quizvraag

Welke vergelijking is juist?
A
Sophie est ausi grande que Lieve.
B
Sophie est aussi grand que Lieve.
C
Sophie est aussi grande que Lieve.
D
Sophie est moins grand que Lieve.

Slide 17 - Quizvraag

Maak de vergrotende trap.
Cette fille est ___ (kleiner). petit

Slide 18 - Open vraag

Maak de vergrotende trap.
Ce jean est ___ (moderner). moderne

Slide 19 - Open vraag

Maak de vergrotende trap.
Cette maison est ___ (minder wit). blanc

Slide 20 - Open vraag

Maak de vergrotende trap.
Le chocolat est ___ (beter dan) le gâteau. meilleur

Slide 21 - Open vraag

Maak de vergrotende trap.
L'espagnol est ___ (moeilijker dan) le français. difficile

Slide 22 - Open vraag

DES QUESTIONS ???


DES QUESTIONS???

Slide 23 - Tekstslide