4. Trappen van vergelijking -

Formuleren
Blz. 224
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Formuleren
Blz. 224

Slide 1 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
groot - groter - grootst

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert de trappen van vergelijking te gebruiken.
  • Je leert wanneer je als en dan gebruikt. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je er al van? Geef een voorbeeld van
de trappen van vergelijking.

Slide 4 - Woordweb

Theorie trappen van vergelijking

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg hoofdregel vergrotende trap

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg hoofdregel overtreffende trap

Slide 7 - Tekstslide

stellende 
   trap
vergrotende 
trap
overtreffende 
trap
aardig
lekker
aardigst
saaier
lekkerder
liever
lekkerst
graag
meest 
fantastisch
liefst
saai
engst
vreemder
vreemd

Slide 8 - Sleepvraag

Trappen van vergelijking - uitzonderingen

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf de trappen van
vergelijking op van: leuk
timer
1:00

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

5

Slide 14 - Video

00:43
Wat zeg je als twee dingen gelijk zijn?
A
dan
B
als

Slide 15 - Quizvraag

00:53
Wat zeg je als twee dingen verschillend zijn?
A
dan
B
als

Slide 16 - Quizvraag

02:14
Wanneer het woordje 'zo' in de zin staat, gebruik je
A
dan
B
als

Slide 17 - Quizvraag

02:14
Wanneer je twee dingen met elkaar vergelijkt en ze zijn verschillend, gebruik je
A
als
B
dan

Slide 18 - Quizvraag

02:14
Wanneer twee dingen gelijk zijn gebruik je het woordje
A
dan
B
als

Slide 19 - Quizvraag

Wat moet je invullen?

Ik ben twee keer sneller 1) ________ zij.
Ik ben twee keer zo snel 2) _________ zij.
A
1) dan 2) dan
B
1) dan 2) als
C
1) als 2) dan
D
1) als 2) als

Slide 20 - Quizvraag

Madrid is niet zo ver ..... Lissabon, denk ik.
A
als
B
dan

Slide 21 - Quizvraag

Eerlijk gezegd vind ik zoete drop lekkerder ..... zoute.
A
als
B
dan

Slide 22 - Quizvraag

Shirley beweert dat Apeldoorn niet half zo groot is ..... Amsterdam.
A
als
B
dan

Slide 23 - Quizvraag

Kleine auto's rijden een stuk zuiniger ...... grote terreinwagens.
A
als
B
dan

Slide 24 - Quizvraag

Die cake smaakt morgen net zo goed ..... vandaag.
A
als
B
dan

Slide 25 - Quizvraag

Robbert kan veel harder lopen ...... ik.
A
als
B
dan

Slide 26 - Quizvraag

Veel leerlingen werken liever alleen ...... in een groepje.
A
als
B
dan

Slide 27 - Quizvraag

In de eerste ronde was Eric bijna net zo snel ..... Peter.
A
als
B
dan

Slide 28 - Quizvraag

Aan het werk
Maak opdracht:
1 t/m 5

1: schrift
2: schrift
3: boek
4: boek
5: boek



Slide 29 - Tekstslide