Persoonlijke voornaamwoorden
Ik, jij, hij, het, wij, jullie, zij, me, mij, jou, hem, haar, ons, hen en hun zijn voorbeelden van persoonlijke voornaamwoorden. Ze verwijzen naar een persoon of een groep personen.
Voorbeeld:
Bas en zijn vrienden gingen met de tram naar de winkel. Hun vonden dat het lang duurde.