Kies een schaal voor de tekening, of leidt deze af.
Teken een hulplijn evenwijdig aan F1 door de punt van F2.
Teken een hulplijn evenwijdig aan F2 door de punt van F1.
Teken Fres vanaf het aangrijpingspunt naar het kruispunt van de twee hulplijnen.
Meet deze op, en vermenigvuldig met de schaal.
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Teken de werklijnen in de richting waarin je wilt ontbinden, door het aangrijpingspunt van de krachten
Teken een hulplijn evenwijdig aan de ene werklijn, door de punt van de vector.
Teken een hulplijn evenwijdig aan de andere werklijn, door de punt van de vector.
Teken de componenten vanaf het aangrijpingspunt, naar waar de hulplijnen en werklijnen elkaar kruisen.
Slide 8 - Tekstslide
Fw
FN
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Op voorwerpen die stilstaan of met constante snelheid bewegen werkt geen resulterende kracht; alle krachten heffen elkaar op.
Slide 11 - Tekstslide
Als er op een voorwerp een resulterende kracht werkt, dan zal het voorwerp versnellen als de resulterende kracht in de richting van de beweging is, en vertragen als de resulterende kracht tegen de richting van de beweging in is.
F=m⋅a
Een val zonder luchtweerstand
a g
Slide 12 - Tekstslide
Leerdoelen 6.1
611
Je kunt rekenen met arbeid, kracht en verplaatsing.
612
Je kunt uitleggen wanneer arbeid positief, negatief of nul is.
Slide 13 - Tekstslide
Met een kracht van 600 N een doos vooruit duwen.
Met een kracht 600 N op de grond duwen.
Slide 14 - Tekstslide
Met een kracht van 600 N een doos vooruit duwen.
Met een kracht 600 N op de grond duwen.
Bewegingsenergie
Slide 15 - Tekstslide
Arbeid
Arbeid is de energie die nodig is om een kracht uit te oefenen over een bepaalde afstand.
F⋅sW
W is de arbeid in joule (J)
F is de kracht in newton (N)
s is de verplaatsing in meter (m)
W=F⋅s
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
F = 45 N
s = 12 m
W = F x s
W = 45 x 12 = 540 J
Slide 18 - Tekstslide
6.1 Arbeid
Slide 19 - Tekstslide
6.1 Arbeid
Het verrichten van een kracht in de richting van de beweging of daar tegenin kost energie: arbeid.
Slide 20 - Tekstslide
6.1 Arbeid
Het verrichten van een kracht in de richting van de beweging of daar tegenin kost energie: arbeid.
W = Arbeid (Nm of J)
F = Kracht (N)
s = afstand (m)
W=F⋅s
Slide 21 - Tekstslide
6.1 Arbeid
Het verrichten van een kracht in de richting van de beweging of daar tegenin kost energie: arbeid.
W = Arbeid (Nm of J)
F = Kracht (N)
s = afstand (m)
W=F⋅s
Slide 22 - Tekstslide
6.1 Arbeid
Marieke fietst met een constante snelheid naar school. Ze legt 1500m af en ze levert hiervoor heel de tocht steeds 20N aan spierkracht.
a) Bereken hoeveel arbeid Marieke moet leveren.
b) Beredeneer hoeveel arbeid wrijvingskracht, de zwaartekracht en de normaalkracht uitoefenen.
Slide 23 - Tekstslide
6.1 Arbeid
Marieke fietst met een constante snelheid naar school. Ze legt 1500m af en ze levert hiervoor heel de tocht steeds 20N aan spierkracht.
a) Bereken hoeveel arbeid Marieke moet leveren.
b) Beredeneer hoeveel arbeid wrijvingskracht, de zwaartekracht en de normaalkracht uitoefenen.
Antwoord a
W = F x s
W = 1500 x 20
W = 30000
W = 30 kJ
Slide 24 - Tekstslide
6.1 Arbeid
Marieke fietst met een constante snelheid naar school. Ze legt 1500m af en ze levert hiervoor heel de tocht steeds 20N aan spierkracht.
a) Bereken hoeveel arbeid Marieke moet leveren.
b) Beredeneer hoeveel arbeid wrijvingskracht, de zwaartekracht en de normaalkracht uitoefenen.
Werkt een kracht in de richting van de beweging?
⇨ Positieve arbeid
Werkt een kracht tegen de richting van de beweging in?
⇨ Negatieve arbeid
Staan de kracht en de beweging loodrecht op elkaar?
⇨ Geen arbeid
Fz→W=0
FN→W=0
Fw→W=−
Fvoorw→W=+
Slide 25 - Tekstslide
Manier 1: Eerst berekenen
Fres
Slide 26 - Tekstslide
Manier 1: Eerst berekenen
Fres
Manier 2: De arbeid door elke kracht los bereken en dan optellen.
Slide 27 - Tekstslide
Manier 1: Eerst berekenen
Fres
Manier 2: De arbeid door elke kracht los bereken en dan optellen.
Fres = 350 + 550 - 600 = 300 N
Wtot = Fres x s
Wtot = 300 x 40
Wtot = 12000 J
Wtot = 12,0 kJ
Walbert = Falbert x s = 350 x 40 = 14000 J
Wrudolf = Frudolf x s = 550 x 40 = 22000 J
Wweerst = Fweerst x s = -600 x 40 = -24000 J
Wtot = Walbert + Wrudolf + Wweerst
Wtot = 14000 + 22000 + - 24000
Wtot = 12000 J
Wtot = 12,0 kJ
Slide 28 - Tekstslide
Aan de slag
timer
12:00
Straks bespreken:
5 en 7
Slide 29 - Tekstslide
Antwoord 5a
Fz = m x g
Fz = 4,6 x 9,81
Fz = 45,126 N
Fz = 45 N
Antwoord 5b
De spierkracht hoeft bij een schuivende tas alleen de schuifwrijvingskracht te overwinnen.
Krachten die loodrecht op de verplaatsing staan beinvloeden de verplaatsing niet.
Slide 30 - Tekstslide
Antwoord 5c
W = Fspier x s
W = 23 x 0,34
W = 7,82 N
W = 7,8 N
Antwoord 5d
W = Fw,s x s
W = (-)17 x 0,34
W = (-)5,78 N
W = (-)5,8 N
Slide 31 - Tekstslide
Antwoord 5c
Wtot = W1 + W2
Wtot = 7,82 + -5,78
Wtot = 2,04 N
Wtot = 2,0 N
Wtot = Fres x s
Fres = 23 - 17 = 6,0 N
Wtot = 6,0 x 0,34
Wtot = 2,04 N
Wtot = 2,0 N
Slide 32 - Tekstslide
Antwoord 7a
Fz = m x g
Fz = 4,7 x 9,81
Fz = 46,107 N
W = F x s
W = 46,107 x 0,72
W = 33,19704
W = 33 J
Antwoord 7b
De tas beweegt met een constante snelheid.
Volgens de eerste wet van newton is de totale kracht op de tas dan nul.
Volgens Wtot = Fres x s is de totale arbeid dan ook nul.