Unterrichtswoche 1 Les 3 - Starke Verben t.t. (Grammatik /Idiom)

4V - Kapitel 3 - Stunde 3
L. Peute
Sport und Kultur
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4V - Kapitel 3 - Stunde 3
L. Peute
Sport und Kultur

Slide 1 - Tekstslide

Inhalt dieser Stunde
1. Idiom - Wiederholung
2. Starke Verben
3. An die Arbeit
4. Referat (Informationen)
 


Ziel(e):
  • Du kannst die starken Verben im Präsens konjugieren.
  • Du weißt welche Themen du für die Präsentation wählen kannst.

Slide 2 - Tekstslide

Weißt du noch?



Wortschatz

Pro Frage hast du 20 Sekunden Zeit!

Slide 3 - Tekstslide

1/6 Übersetze:
gründen
timer
0:20

Slide 4 - Open vraag

2/6 Übersetze:
Ernährung / Nahrung
timer
0:20

Slide 5 - Open vraag

3/6 Übersetze:
allerdings
timer
0:20

Slide 6 - Open vraag

4/6 Übersetze:
herausfordern
timer
0:20

Slide 7 - Open vraag

5/6 Übersetze:
empfindlich
A
gevoelig
B
voelen
C
kwestbaarheid
D
kwetsbaar

Slide 8 - Quizvraag

6/6 Kategorie:
allerdings
A
Steigerung
B
Gegensatz
C
Begründung
D
Relatievierung

Slide 9 - Quizvraag

Starke Verben

Slide 10 - Tekstslide

Vervoegingen
(Schrijf op in je schrift!)
In de tegenwoordige tijd gebruik je feesttenten regel en soms de friettenten- of feesteten eten regel. 

Vb. lassen oder lesen

Slide 11 - Tekstslide

Algemeen
(Schrijf in je schrift!)
  • Sterke ww krijgen een klinker verandering in de verleden tijd en vaak ook bij het volt.dw.
  • Is het in het NL een sterk ww, dan is het bijna altijd in het Duits ook een sterk ww.



Sterke werkwoorden kunnen in het Duits ook in de tegenwoordige tijd een klankverandering krijgen.

Slide 12 - Tekstslide

A/Ä-Wechsel
(Schrijf in je schrift!)
Sterke ww met een a in de stam krijgen in de tegenwoordige tijd bij du/er/sie/es/man een Umlaut (ä). Voorbeeld:

ich schlafe
du schläfst
er/sie/es/man schläft
wir schlafen
ihr schlaft
sie/Sie schlafen
 

Slide 13 - Tekstslide

Vervoeg nu het ww fahren. (Het hele rijtje ich ..., du ..... etc.)

Slide 14 - Open vraag

Richtig oder falsch?
Had je het antwoord goed? 
Ja? Gut gemacht!
Nee? Lees de regel a/ä-Wechsel nog eens door en eventueel ook de regels over het vervoegen van ww (feesttenten etc)

Slide 15 - Tekstslide

E/i-Wechsel
(Schrijf op in je schrift)
Sterke ww met een e in de stam krijgen in de tegenwoordige tijd bij du/er/sie/es/man een i/ie. 
- Bij een korte e wordt het i. (essen - du isst) 
- Bij een lange e wordt het ie. (lesen - du liest)

Voorbeeld:
ich spreche
du sprichst
er/sie/es/man spricht
wir sprechen
ihr sprecht
sie/Sie Sprechen
 

Slide 16 - Tekstslide

E/i-Wechsel
(2 uitzonderingen)
(Schrijf op in je schrift!)
1. De sterke ww geben, nehmen en treten hebben een lange klank, maar krijgen een i ipv een ie. (Let op! Bij het ww nehmen verandert de letter "h" bij du/er/sie/es naar een m, dus du nimmst)

2. De sterke ww gehen en (ver)stehen hebben geen e/i-Wechsel. 



Je komt meer uitzonderingen bij het maken van de oefeningen tegen. Noteer ze elke keer weer bij de aantekening. Dan wordt jouw aantekening ook compleet met de uitzonderingen > makkelijker leren.

Slide 17 - Tekstslide

Vervoeg nu het ww geben. (Het hele rijtje ich ..., du ..... etc.)

Slide 18 - Open vraag

Richtig oder falsch?
Had je het antwoord goed? 
Ja? Gut gemacht!
Nee? Lees de regel e/i-Wechsel nog eens door en eventueel ook de regels over het vervoegen van ww (feesttenten etc)

Slide 19 - Tekstslide

Und jetzt ihr!
Ga naar de site Verbuga
Vink bij Starke Verben aan met een e of a in de stam en ga ze oefenen!

Kom je nog meer uitzonderingen tegen? Schrijf ze bij jouw aantekening.

Fertig? Macht dann Aufgaben 10, 11 und 12 (K3 - Teil C)!

Slide 20 - Tekstslide

Lesdoel behaald?
Ik kan de sterke werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Referat
Du wirst individuell oder zu zweit präsentieren.

Wähle aus:
- individuell: Deutsche Erfinder und Erfindungen
wie das Telefon von Philipp Reis
- zu zweit: wichtige Ereignisse der deutschen Geschichte
wie die Berliner Mauer

Beurteilung: individuell

Andere Bedingungen
  • 3 Minuten pro Person
  • Bilder statt Text
  • Hörfragen (Fragen, die eure Mitschüler beantworten müssen)

Slide 22 - Tekstslide

Hausaufgaben für heute:
Kapitel 3 - Teil C - Aufgabe 10, 11 und 12

Slide 23 - Tekstslide

Genug geübt?
Teste dich selbst und mache den Quiz!

Slide 24 - Tekstslide

1/8 Ergänze:
(schlafen) ..... Sie jede Nacht 8 Stunden?
A
schlaft
B
schläft
C
schlafen
D
schläfen

Slide 25 - Quizvraag

2/8 Ergänze:
(geben) ..... er mir Geld?
A
gibt
B
gebt
C
giebt
D
gibst

Slide 26 - Quizvraag

3/8 Ergänze:
(sehen) Annemarie ...... eine Katze.
A
siht
B
sieht
C
seht
D
siet

Slide 27 - Quizvraag

4/8 Ergänze:
(fangen) Die Show ...... um 20:00 Uhr an.
A
fange
B
fangt
C
fängst
D
fängt

Slide 28 - Quizvraag

5/8 Ergänze:
(fahren) Du ..... nach Spanien.
A
fahrst
B
fahrt
C
fährst
D
fährt

Slide 29 - Quizvraag

6/8 Ergänze:
(essen) Du ..... gerne Pommes.
A
isst
B
issst
C
esst
D
essst

Slide 30 - Quizvraag

7/8 Ergänze:
(lassen) Mein Vater ..... sein Auto in der Garage.
A
lässt
B
lasst
C
lasse
D
lässe

Slide 31 - Quizvraag

8/8 Ergänze:
(nehmen) Ich nehme eine Cola. Was ...... du?
A
nehmst
B
nihmst
C
niehmst
D
nimmst

Slide 32 - Quizvraag

Wie viele Fragen hattest du richtig? 
Hattest du 5 Fragen oder mehr richtig dann kannst du deine Hausaufgaben machen. Hattest du weniger richtig? Lies dann noch mal die Grammatik durch. 

Slide 33 - Tekstslide