Intro

Wat is wiskunde?
1 / 41
volgende
Slide 1: Woordweb
WiskundeVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 5

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Wat is wiskunde?

Slide 1 - Woordweb

Slide 2 - Tekstslide

Waarom wiskunde?

Slide 3 - Woordweb

Wiskunde heeft veel kanten
Ieder heeft zijn eigen talenten. De ene is goed in tekenen, de ander kan goed sporten en weer een ander kent het hele woordenboek uit zijn hoofd.

Wiskunde heeft veel kanten.
Daardoor is er voor bijna iedereen wel íéts in de wiskunde waar je goed in bent.
Niet goed met getallen? We gaan ook tekenen!
Niet zo'n goede tekenaar? Er is ook heel veel rekenen!
Niet zo goed in rekenen? Soms mag je een rekenmachine gebruiken.

Slide 4 - Tekstslide

Maar waar gaat het om?
Het gaat er bij wiskunde niet om of jij goed regels uit je hoofd kunt leren, maar of dat jij de regels kunt gebruiken.

Later weet je misschien niet meer hoe je met procenten moet rekenen, maar als jij even op internet een filmpje ziet, helpt dit je misschien wel om het te herinneren en te gebruiken.
Het is een denkwijze, een manier van denken.
Je leert denken in oplossingen, in strategieën, dingen die je in het dagelijks leven ook soms tegenkomt.

Slide 5 - Tekstslide

Welke onderwerpen verwacht je bij wiskunde?

Slide 6 - Woordweb

Hoofdstukken
Statistiek 1 (Diagrammen)
Meetkunde 1 (Plaatsbepalen)
Deel van ... (Breuken)
Meetkunde 2 (Lijnen en figuren)
Meetkunde 3 (Symmetrie en kijklijnen)

Rekenen tussendoor (basisvaardigheden)

Slide 7 - Tekstslide

Denkwijze
Een groot onderdeel van de denkwijze die je bij wiskunde leert, is het oplossen van puzzels.

Je leert om de theorie en vaardigheden die je hebt te gebruiken om tot oplossingen te komen. Dit kan zijn van verschillende puzzels (zoals ik de problemen meestal omschrijf).
Zijn jullie goed in puzzelen?

Slide 8 - Tekstslide

10
2
1

Slide 9 - Sleepvraag

Sudoku
Kun jij de sudoku oplossen?
Bij elk teken (Hotspot) hoort een getal: 1, 2, 3 of 4. 
Niet twee dezelfde getallen in de:
- rij
- kolom
- hok van 4
3
2
1
1
1
2
3
2
4
2

Slide 10 - Tekstslide

Rekenen
Rekenen is een onderdeel van wiskunde.
Het is een hulpmiddel om binnen de wiskunde tot uitkomsten te komen.
Je krijgt rekenen zowel als een apart vak als bij de wiskundelessen.
Soms is dit letterlijk sommetjes maken, maar vaak is het een onderdeel van een groter onderwerp.
Een voorbeeld hiervan is het berekenen van een oppervlakte.
Je weet misschien al: De oppervlakte van een rechthoek bereken je met lengte × breedte.
Onderdeel hiervan uit het rekenen is het vermenigvuldigen.


Slide 11 - Tekstslide

3 + 4 =

Slide 12 - Open vraag

11 - 5 =

Slide 13 - Open vraag

3 × 4 =

Slide 14 - Open vraag

40 : 5 =

Slide 15 - Open vraag

Learnbeat
Je gaat nu nog een klein stukje uitleg
en 2 duidelijke filmpjes bekijken. 

Slide 16 - Tekstslide

Theorie

Bij elke nieuwe paragraaf hoort een stukje theorie.
Deze kun je vinden aan het begin van de paragraaf. 

Aan het eind van elk hoofdstuk staat alle theorie op een rijtje, zodat je dit kunt gebruiken bij het leren. 

Theorie hoeft niet alleen uit tekst met plaatjes te bestaan, maar kan ook een filmpje geven met uitleg of tips.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Learnbeat
Open Learnbeat op je laptop. 
Luister goed en kijk ook naar het bord.
Volg de stappen.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Nodig
Je gaat nu leren wat je allemaal nodig hebt bij wiskunde, waarom en hoe het werkt.

Slide 24 - Tekstslide

Nodig bij wiskunde?

Slide 25 - Woordweb

Schrift
Je zorgt voor een eigen schrift.
Zolang je geen huiswerk hebt, mag je dat schrift op school laten (lokaal 30 of kluisje).
Schrift is GEEN kladblaadje. 
Werk netjes en overzichtelijk.



Slide 26 - Tekstslide

Waarom een schrift?
Goede vraag... We werken toch op de computer?
ZEKER! We doen bijna alles op de computer bij wiskunde. Wat doen we in het schrift?

- Soms krijg je de opdracht iets te tekenen, zonder dat je een werkblad krijgt. Dit doe je dan in je schrift, zodat je het makkelijk terug kunt vinden.
- Soms is het makkelijker om een berekening op papier te maken, dan te typen. Ook dit doe je in je schrift. Let op: Gebruik de richtlijnen die je straks te horen krijgt.
- Soms doen we iets klassikaal en vraagt de docent om iets op te schrijven. 





Slide 27 - Tekstslide

Hoe gebruik je je schrift?
Je schrift is geen kladblok, want dan zou het wel zo heten. Het grootste verschil is dat we netjes werken. Maar wat is netjes?
- Je begint links en bovenaan de pagina met schrijven.
- Je schrijft altijd op waar je mee bezig bent.
Voor opgave 4 van paragraaf 3A van hoofdstuk 2 een tekening maken?
Dan begin je met: H2.3A opg. 4.
Tekeningen maak je met potlood, zodat je foutjes kunt gummen en niet hoeft te krassen.



Slide 28 - Tekstslide

H2.3A opg. 4
 opg. 5

Slide 29 - Tekstslide

Rekenmachine

Slide 30 - Tekstslide

Wat moet het kunnen?
Dat je een rekenmachine nodig zou hebben, had je waarschijnlijk al geraden.
In het begin zul je geen rekenmachine gebruiken en daarna zo min mogelijk, maar sommige berekeningen zijn lastiger dan anderen.
 
Wat ga je allemaal met die rekenmachine doen bij wiskunde, ofwel: Wat moet die kunnen?

Je moet met een rekenmachine de basisberekeningen uit kunnen voeren (+, -, × en :)
Je moet haakjes kunnen gebruiken, machten ^, wortels √, breuken , pi π en in de bovenbouw ook de tan, sin en cos. 

Slide 31 - Tekstslide

Typ in in je rekenmachine:
5 × (1 + 3) : 2 =
Welke uitkomst krijg je?
A
4
B
6,5
C
10
D
15

Slide 32 - Quizvraag

Vul in je rekenmachine in:
Welk decimaal getal krijg je?
43
A
0,5
B
0,75
C
1,25
D
Lukt niet!

Slide 33 - Quizvraag

Mag je de rekenmachine altijd gebruiken?
De docent geeft aan wanneer je de rekenmachine mag gebruiken. Bij twijfel, kun je het altijd vragen.


Zorg wel dat, ook wanneer je de rekenmachine gebruikt, je altijd de berekening ook opschrijft!


Slide 34 - Tekstslide

Geodriehoek
De geodriehoek kun je als liniaal gebruiken om te meten, of een lijn te tekenen.

Je kunt ook, dat maakt de geodriehoek bijzonder, hoeken meten en tekenen.
Hiervoor zie je een gele boog staan met de getallen 10 t/m 170 (met stapjes van 10). Dit zijn graden.
Hoe je een hoek kan meten en tekenen leer je later.

Slide 35 - Tekstslide

Kompasroos 
De kompasroos of koershoekmeter, gebruik je om de koers te meten, bijvoorbeeld als je het hebt over landkaarten.
Je kunt dan een richting bepalen, zoals noord, zuid, maar ook nog hoeveel graden.

Je ziet hieronder ook de windrichtingen staan. Het noorden wijst altijd naar boven en je meet met de kompasroos ook altijd vanaf dat nulpunt.

Slide 36 - Tekstslide

Opdracht: Tekenen
Teken met behulp van je geodriehoek het figuur na
in je schrift.
(Kleurtjes niet verplicht)
Begin in je schrift met
H1.3C Geodriehoek

Slide 37 - Tekstslide

Passer
Je hebt verschillende soorten passers, maar sommige onderdelen hebben ze allemaal:


- Twee benen

- Bovenop de passer heb je een punt om de passer vast te houden. 


Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Opdracht:
Zet in je schrift: Les passer
Teken een cirkel met een straal van 4 cm.

Slide 40 - Tekstslide

Opdracht:
Teken deze bloem na in je schrift.
Probeer het eerst zelf.


Slide 41 - Tekstslide