categorie 2 - ch en cht

categorie 2
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

categorie 2

Slide 1 - Tekstslide

Welke woorden ken je met ch?

Slide 2 - Woordweb

Weetwoorden:
Hoor je na een korte klank -g dan schrijf je het meestal met -ch of -cht
Bijvoorbeeld:
Pech
Vrachtwagen
Lichaam

Slide 3 - Tekstslide

dicht
De deur is dicht.

Slide 4 - Tekstslide

lacht
Zij lacht naar de jongen.

Slide 5 - Tekstslide

licht
Het licht in de badkamer is aan. 

Slide 6 - Tekstslide

vacht
De vacht van de hond is zacht.

Slide 7 - Tekstslide

vechten
De kinderen vechten. 

Slide 8 - Tekstslide

vrachtwagen
De vrachtwagen rijdt in de straat.

Slide 9 - Tekstslide

wachten
Ik wacht bij de dokter.

Slide 10 - Tekstslide

vrucht
De vrucht groeit aan de boom.

Slide 11 - Tekstslide

zacht
Mijn kussen is zacht.

Slide 12 - Tekstslide

zuchten
Pffffff.... ik zucht.

poeh poeh, het is heel druk op school.


Slide 13 - Tekstslide

vluchten
Bij vuur moet je vluchten uit het huis. 

Slide 14 - Tekstslide

echt
'Hij is de koning van Nederland.'

'Echt waar?'

'Jaaa, hij is echt de koning van Nederland.'

Slide 15 - Tekstslide

geducht
De crimineel is geducht.

De mensen zijn bang voor de crimineel. Hij is geducht. 

Slide 16 - Tekstslide

Ik _____ bij de dokter.
A
echt
B
wacht
C
dicht
D
vacht

Slide 17 - Quizvraag

De deur is _______.
A
geducht
B
licht
C
zuchten
D
dicht

Slide 18 - Quizvraag

De vacht van de hond is ________.
A
zacht
B
zucht
C
vechten
D
vluchten

Slide 19 - Quizvraag

Ik rijd in een _____________.
A
vluchten
B
geducht
C
vrachtwagen
D
wachten

Slide 20 - Quizvraag

De jongens ________.
A
vluchten
B
vechten
C
zuchten
D
lacht

Slide 21 - Quizvraag

Het meisje ______.
A
vacht
B
zacht
C
licht
D
lacht

Slide 22 - Quizvraag

het ______ is aan.
A
vrucht
B
lucht
C
licht
D
dicht

Slide 23 - Quizvraag

De kiwi is een _______.
A
echt
B
vrucht
C
vrachtwagen
D
vacht

Slide 24 - Quizvraag

De crimineel is _______.
A
geducht
B
lacht
C
vrucht
D
zuchten

Slide 25 - Quizvraag

Nu zelf oefenen
- werkblad categorie 2

Slide 26 - Tekstslide