Toets Hoofdstuk 3
- Wat is zoet, wat is hartig? (blz. 60)
- Lekker / niet lekker (blz. 61)
- Antwoord geven. (Houd jij van ....?)
(Lust jij .............. ?)
(Wat koop je bij de ......?)
Antwoord in zinnen!
- Pizza bestellen. (Zinnen maken!) (blz 73.)
- Vraagzin: (Jij fietst naar school -> Fiets jij naar school?)(77)
- de /het (meervoud (plural) altijd de!) (blz. 77)