Taalverzorging H6 trema en koppelteken

welkom
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

welkom

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Ik kan trema’s en koppeltekens gebruiken in samenstellingen en afleidingen.

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- kahoot verkleinwoorden en afkortingen (h5)
-startopdracht hoofdstuk 6
-uitleg gebruik trema en koppelteken
-oefenen
-zelfstandig aan het werk



Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Startopdracht
rebus (p.160)

Slide 5 - Tekstslide

samenstelling
Noem twee correcte samenstellingen waarvan het eerste woord 'auto' is. De eerste samenstelling schrijf je met een koppelteken (streepje), de tweede zonder.

Slide 6 - Tekstslide

samenstellingen
Je hebt geleerd dat in samenstellingen woorden die samen één begrip vormen, aan elkaar zijn geplakt. Ook heb je geleerd dat je soms tussenletters moet gebruiken.

Bijvoorbeeld: doelgroep, plannenmaker, groepsuitje.


Slide 7 - Tekstslide

koppelteken (-)
Soms komen in een samenstelling twee klinkers naast elkaar te staan die meestal samen één klank vormen. Om te voorkomen dat het woord verkeerd wordt uitgesproken, gebruik je dan een koppelteken: een liggend streepje.

Bijvoorbeeld: familie-uitje, auto-expert, na-apen, 
                            maar: knieoperatie, pizzaoven.






Slide 8 - Tekstslide

trema
Ook in woorden die géén samenstelling zijn, kunnen twee klinkers naast elkaar verwarrend zijn als ze bij verschillende lettergrepen horen. Dan gebruik je een trema om te voorkomen dat het woord verkeerd wordt uitgesproken: twee puntjes boven een letter.

Bijvoorbeeld: poëzie, zeeën, geëxperimenteerd, beëindigen, 
                             maar: beangstigen






Slide 9 - Tekstslide

regel
samenstelling ➔ koppelteken:   auto-industrie
geen samenstelling ➔ trema:     ruïne






Slide 10 - Tekstslide

oefenen

Slide 11 - Tekstslide

Welk woord is goed gespeld?
A
buiïg
B
buiig

Slide 12 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
havo-leerling
B
havoleerling

Slide 13 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
pizza-avond
B
pizzaavond

Slide 14 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
mavoexamen
B
mavo-examen

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag

Opdracht 2 t/m 4 (p.161)



Slide 17 - Tekstslide